Plato: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 29: | Regel 29: | ||
| bron = '''{El:}''' [[:s:el:Απολογία Σωκράτους (Πλάτων)|Απολογία Σωκράτους (Πλάτων)]]; '''{Nl:}''' [[:s:Plato's verdediging van Socrates|Plato's verdediging van Socrates]], ''(42a)'' |
| bron = '''{El:}''' [[:s:el:Απολογία Σωκράτους (Πλάτων)|Απολογία Σωκράτους (Πλάτων)]]; '''{Nl:}''' [[:s:Plato's verdediging van Socrates|Plato's verdediging van Socrates]], ''(42a)'' |
||
| aangehaald = {{aut|Jacob Andriessen}}, [https://books.google.com/books?id=UUlUAAAAcAAJ&pg=PA184 ''Deugd en godsdienstzin, of: tafereelen uit de geschiedenis en uit het leven van bijzondere personen''], 1833, p. 184. |
| aangehaald = {{aut|Jacob Andriessen}}, [https://books.google.com/books?id=UUlUAAAAcAAJ&pg=PA184 ''Deugd en godsdienstzin, of: tafereelen uit de geschiedenis en uit het leven van bijzondere personen''], 1833, p. 184. |
||
| opmerking= Volgens Plato zouden dit Socrates' laatste woorden in zijn verdedigingsrede zijn geweest |
| opmerking= Volgens Plato zouden dit [[Socrates]]' laatste woorden in zijn verdedigingsrede zijn geweest |
||
}} |
}} |
||
Versie van 1 feb 2015 21:29
Plato (ca. 427- ca. 347 v.Chr) was een Grieks wijsgeer.
- „Aangeraakt door de liefde, wordt iedereen een dichter”
- Origineel in het Oudgrieks:
“πᾶς γοῦν ποιητής γίγνεται [...] οὗ ἂν Ἔρως ἅψηται.” - Bron: Plato, Symposium (196e)
- Aanhaling(en): Uit in Scherpenheuvel-Zichem, p. 7, Uit in Den Egger, bij de beschrijving van Plaisier d'Amour; zonder bronvermelding
- Origineel in het Oudgrieks:
- „Doch thans is het tijd dat wij gaan, ik om te sterven, gij om te leven. Maar wie van ons naar het beste gaat, is elk verborgen behalve den god.”
- Origineel in het Oudgrieks:
“ἀλλὰ γὰρ ἤδη ὥρα ἀπιέναι, ἐμοὶ μὲν ἀποθανουμένῳ, ὑμῖν δὲ βιωσομένοις· ὁπότεροι δὲ ἡμῶν ἔρχονται ἐπὶ ἄμεινον πρᾶγμα, ἄδηλον παντὶ πλὴν ἢ τῷ θεῷ.” - Bron: {El:} Απολογία Σωκράτους (Πλάτων); {Nl:} Plato's verdediging van Socrates, (42a)
- Aanhaling(en): Jacob Andriessen, Deugd en godsdienstzin, of: tafereelen uit de geschiedenis en uit het leven van bijzondere personen, 1833, p. 184.
- Volgens Plato zouden dit Socrates' laatste woorden in zijn verdedigingsrede zijn geweest
- Origineel in het Oudgrieks: