Johan Huizinga
Uiterlijk
Johan Huizinga (, 7 december 1872 – 1 februari 1945) was een Nederlands historicus.
- „[...] Om kort te gaan, een term 'het Westen' krijgt eerst zin, wanneer wij daaronder verstaan de Latijnsche Christenheid, zooals die zich in den loop der vroegere middeleeuwen had afgezonderd van de landen, die niet in Rome het fundament dier Kerk vonden.”
- Bron: Johan Huizinga, Geschonden wereld, een beschouwing over de kansen op herstel van onze beschaving, 1945
- Aanhaling(en): H.W. van den Doel , Europa En Het Westen, Uitgeverij Bert Bakker, 2004, p. 24
- „Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het. Het zou voor niemand onverwacht komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij, waaruit deze arme Europese mensheid achterbleef in verstomping en verdwazing, de motoren nog draaiende en de vlaggen nog wapperende, maar de geest geweken".”
- Bron: Johan Huizinga, In de schaduwen van morgen (1935); Verzameld Werk, deel 7, pag. 315.
- Aanhaling(en): En behoed ons voor het kwade, De Groene Amsterdammer, 15 april 2015
- „Geschiedenis is de geestelijke vorm, waarin een cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden.”
- Bron: Johan Huizinga, Cultuurhistorische verkenningen, 1929, p. 156, 166; Verzameld Werk, deel 7, p. 102.
- Aanhaling(en): Chris Lorenz, De constructie van het verleden, 2008, p. 228.
- „Heeft ooit een rastheoreticus met schrik en schaamte bevonden, dat het ras, waartoe hij zich rekende, het minderwaardige moest heeten?”
- Bron: Johan Huizinga, In de schaduwen van morgen, 1936, p. 74.
- Aanhaling(en): Sarah Bakewell, De humanisten. Dromers, denkers en onderzoekers die de wereld veranderden, 2023.
Herfsttij der Middeleeuwen
[bewerken]- „Toen de wereld vijf eeuwen jonger was, hadden alle levensgevallen veel scherper uiterlijke vormen dan nu. Tussen leed en vreugde, tussen rampen en geluk scheen de afstand groter dan voor ons; al wat men beleefde had nog die graad van onmiddellijkheid en absoluutheid, die de vreugde en het leed nu nog hebben in de kindergeest.”
- Bron: Herfsttij der Middeleeuwen, 1919, Eerste zinnen van het eerste hoofdstuk.
- Aanhaling(en): Tirade, Volume 41, 1997, p. 9
Wijsheid van de dichter en het kind, Digibron, 12 juli 1999
Gedachten die klinken en blinken, Trouw, 27 mei 2006
Paul de Wispelaere, De moderne roman, p. 195
- „De klokken waren in het dagelijks leven als waarschuwende goede geesten, die met bekende stem dan rouw, dan blijdschap, dan rust, dan onrust kondigden, dan opriepen, dan vermaanden. Men kende hen bij gemeenzame namen: de dikke Jacqueline, klokke Roelant; men wist de betekenis van kleppen of luiden. Men was ondanks het overmatig klokgelui niet verstompt voor de klank.”
- Bron: Herfsttij der Middeleeuwen, 1919, eerste hoofdstuk
- Aanhaling(en): De kleine Huizinga: de klassieke herfsttij der middeleeuwen , 2019
Klokken van hoop, Tommy Wieringa, 18 april 2020 - Wieringa maakt een vergelijking tussen het klokkenluiden zoals dat gebeurde in de middeleeuwen en in de 21e eeuw in Amsterdam, ten tijde van de coronapandemie.