Naar inhoud springen

Willem Maris

Uit Wikiquote
'Portret van Willem Maris', tekening van Jan Veth
Informatie bij zusterprojecten:
artikel in Wikipedia
media bij Commons
Informatie in externe bronnen:
BP pagina in Biografisch portaal
DBNL pagina in DBNL
KB pagina in KB-catalogus
RKD pagina in RKD

Willem Maris (Den Haag, 18 februari 1844 – aldaar, 10 oktober 1910) was een Nederlandse kunstschilder; hij was de jongste van de drie schilderende broers Maris. Hij maakte ook veel etsen, tekeningen en aquarellen..

Citaten van Willem Maris - chronologisch

[bewerken]
  • „Voor zover ik mij herinneren kan, was ik voor mijn twaalfde jaar ’s Morgens voor, en ’s middags na schooltijd al in de weilanden aan ’t teekenen van koeien en daar mijn broers 4 en 6 jaar ouder waren als ik - genoot ik natuurlijk van hen het eerste onderwijs in het teekenen en later in het schilderen.”
  • „Louis Meyer? O, die werd in zijn lateren tijd ... vróom! Devoot werd-ie - wie bij 'm kwam vond naast z'n laatste werk een lessenaar met bijbel en Louis Meyer voor-zich-uit-prevelend erover gebogen!" Mundus vult decipi...: Meyer's vroomheid was een truc. "mijn laatste schilderij" - knikte hij tegen een bezoeker, "'k schilder niet meer; 't is allemaal ijdelheid, dát!" Het laatste schilderij van Louis Meyer! - de bezoeker wou 't wel. Kocht dadelijk. En voor goed geld.”
  • Bron: Willem Maris, in gesprek met C. Harms Tiepen, circa 1900-1907
  • Aanhaling(en): website RKD: 'Negentiende-eeuwse Atelierpraktijk Negentiende-eeuwse Atelierpraktijk - Maris, Willem, 1908-10'
  • Tiepen voerde veel gesprekken in de laatste jaren van Willem Maris; dit citaat is uit een artikel dat hij in 1908 schreef en in 1910 publiceerde: 'Willem Maris' herinneringen'. Willem Maris hoorde veel van en over andere collega-kunstenaars uit Den Haag
  • „..als hij [Mondriaan] plannen heeft 't volgend jaar weer mee te dingen, moet hij wat serieus werk leveren; en dan minstens vijf stuks uitvoerig geschilderde studies of doorwerkte schilderijen, wat hij nu had werd door niemand aangezien.”
  • Bron: Willem Maris, brief van 17 maart 1908, aan zijn zoon Simon Maris
  • Aanhaling(en): Paul Gorter, en Mondriaan', in Tirade, jaargang 41, 1997 pp. 591-592
  • Zoon Simon Maris was een vriend van Mondriaan en had zijn vader als commissielid van de Koninklijke Subsidie om steun gevraagd. Later voegde vader Willem nog toe: 'Vergelijk nu alsjeblieft niet wat ik van Mondriaan's werk zei met wat ik over jou schreef, een klein kind zou het essentiële verschil kunnen zien'
  • „Bij Heijser [Haagse café] kwamen de eerbiedwaardige ouden [schilders]; [..]. Smit-Cranz, Coelman e.a. Dat waren de hooge oomes, zie je. Wij waren de revolutionairen. Een tegenwerking dat we hebben gehad. In 't Kurhaus heeft tijdens onze eerste tentoonstelling een pamflet gelegen tegen ons. We werden uitgescholden voor 'modderschilders'. De oude Vogel (behorend tot de oude garde) toornde in een Pulchri-vergadering: 'ze moeten uitgeroeid worden!”
  • Bron: C. Harms Tiepen, 'Maris' herinneringen', Den Haag, 1910
  • Aanhaling(en): onbekend
  • De jonge 'modderschilders' werden toen door de gevestigde Haagse schilders ook wel denigrerend als de 'Grijzen' benoemd: zoals de 3 broers Maris, Jozef Israels, J. Blommers en H.J. Mesdag. Later heetten zij 'de schilders van Haagse School'
  • „..werkelijk, ik vind buitenwonen niet goed voor een schilder. Weet je waartoe dat immer er ìn zitten je brengt? Tot.. copieeren. Je ziet ’t zoo niet meer. Wij woonden nooit buiten. Dezer dagen ondervond ‘k ’t nog. Veertien dagen ben ik in ’t Gooi geweest. Na ’n week was ’t al grauw, grijs – ’t ontroerde me niet meer. Maar als je in de stad woont en je komt eens een enkele keer buiten.. Weiss' [=J.H. Weissenbruch] zei dat altijd zoo goed: "als je buitenkomt, dan is ’t alsof je een stomp tegen je borst krijgt… hè.. verdomme, da’s mooi!!"”
  • Bron: C. Harms Tiepen, 'Maris' herinneringen', Den Haag, 1910
  • Aanhaling(en): Antoon Erftemeijer, 'Zó Hollands - Het Hollandse landschap in de Nederlandse kunst sinds 1850', Frans Hals museum
  • Willem Maris woonde en werkte zijn gehele leven in Den Haag. Daar in zijn atelier maakte hij zijn definitievere olieverfschilderijen en grote aquarellen, naar de tekeningen en kleine olieschetsen die hij ter plekke maakte in het Hollandse landschap
  • Weiss' [=J.H. Weissenbruch] zei dat altijd zoo goed: "als je buitenkomt, dan is ’t alsof je een stomp tegen je borst krijgt… hè.. verdomme, da’s mooi!!" En daarom hebben we in ons atelier in de Juffrouw Idastraat zooveel mooie dingen gemaakt: ’t Atelier was zoo bizonder niet. ’t Was lawaaierig. Maar ’t buitenkomen plots, ontroèrde je te sterker..”
  • Bron: C. Harms Tiepen, 'Maris' herinneringen', Den Haag, 1910 pp. 14; database 19e eeuwse atelierpraktijk - citaten RKD
  • Aanhaling(en): H. de Boer, Willem Maris, uitgever-kunsthandelaar P. J. Zürcher, Den Haag
  • Samen met Bernard Blommers had Willem Maris een gezamenlijk atelier in de Juffrouw Idastraat - toen nog aan de buitenrand van Den Haag, waardoor ze redelijk snel buiten de stad konden komen

Citaten, ongedateerd

[bewerken]
  • „Ik schilder geen koeien, ik schilder het licht.”
  • Bron: M.H.W.E. Maris, De geschiedenis van een schildersgeslacht, uitgeverij Ned. Keurboekerij, Amsterdam 1947, p. 175
  • Aanhaling(en): Antoon Erftemeijer, 'Zó Hollands - Het Hollandse landschap in de Nederlandse kunst sinds 1850', Frans Hals museum
  • Deze gevleugelde uitspraak van Willem Maris, die vaak als 'de koeienschilder' werd getypeerd, is talloze malen geciteerd. Het boek wat hier als bron wordt vermeld is samengesteld met medewerking van Mevrouw W. Maris-van Bijlevelt. Mevrouw A. van Wijk-Maris [en] Mevrouw A. Biezeveld-Maris

Citaten over Willem Maris - chronologisch

[bewerken]
  • „Men heeft mij verhaald van eenige geniale pogingen in mijn genre, door zekeren Marits - er zijn drie schilders van dien naam, broeders, geloof ik, alle jongens van talent.”
  • Bron: Gerard Bilders, brief uit 1863, aan de heer J. Kneppelhout
  • Aanhaling(en): G.H. Marius, 'Willem Maris.', inElsevier's Geïllustreerd Maandschrift, jaargang 1., juli 1891, pp. 111-112
  • Gerard Bilders was zelf bij uitstek een schilder van het landschap en had gehoord over enkele landschappen van de jonge Willem Maris, op een tentoonstelling in Den Haag van dat jaar
  • „Waarde Vriend! Ik zit zoo als gij ziet nog altijd te Oosterbeek doch zal nu over 2 dagen vertrekken de laatste tijd heb ik aan twee kleine schilderijtjes besteed voor den Heer de Visser, ik heb ze onder een gelukkige atmosfeer geschilderd. Ik voelde of begreep niets uit landziekigheid en de weinige opwekking die je hier opdoet, enfin ik zend ze jou omdat ze nat waren toen ik ze afzond en ik dat moeyelijk aan den Heer de Visser kon doen, wilt gij ze s.v.p. met een eivernisje bestrijken en vindt gij ze hier of daar eene slecht geziene greep, of ziet gij gemakkelijk kans er nog eene geestige zet in te doen, och kerel ik bid je doe het, want als ze hem niet bevielen en ik krijg geen duiten dan zit ik er leelijk mee in, ik heb ze hoog noodig en wel spoedig ook [..] vindt gij ze goed genoeg dan wilt gij ze wel spoedig bezorgen niet waar?”
  • Bron: Anton Mauve, brief uit Oosterbeek van 11 april 1867, aan Willem Maris
  • Aanhaling(en): RKD, 'Negentiende-eeuwse Atelierpraktijk - Maris, Willem, 1867-11-04'; RKD archief, Den Haag
  • Dit citaat van Mauve illustreert goed het vertrouwen en de latere onderlinge verbondenheid tussen Anton Mauve en Willem Maris; het contact ontstond tijdens een toevallige ontmoeting rond Oosterbeek toen daar buiten de oudere schilder Mauve onder de indruk was van een schets van de jongere Maris
  • „Willem Maris begrijpt zoo tot in volkomenheid hoe de lucht, de atmosfeer het gehele landschap beheerschen, hoe kleur en vorm van elk voorwerp slechts door een daaraan grenzend voorwerp bepaald kan worden; hoe een figuur in een landschap bestaat uit een reeks van tonen weer begrensd door andere tonen, en dat men die atmosfeer nooit tastbaar zou kunnen maken door lijnen of harde omtrekken, maar alleen door vlakken kleur.”
  • Bron: G.H. Marius, 'Willem Maris.', inElsevier's Geïllustreerd Maandschrift, jaargang 1., juli 1891, p. 113
  • Aanhaling(en): anonieme redacteur, 'Willem Maris (1844-1910)', op website Wittebrugpark, april 2014
  • Kunstcritica Marius plaatste het werk van Willem Maris tegenover de kunst van de oudere generatie met zijn treurigheid en melancholie. Het werk van Maris bevat volgens haar grote gemoedsrust: het tintelt van leven en geeft opnieuw vertrouwen in het leven
  • „God, God, Heere, Heere, wat 'n openbaring! Waar ik met een fijn stukje conté [krijt] zoo op zit te ploeteren, daar breng jij met een brok bergkrijt met een paar schrappen zoo maar kleur en eenheid in!”
  • Bron: Theophile de Bock, Jacob Maris, 1902
  • Aanhaling(en): H. de Boer, Willem Maris, uitgever-kunsthandelaar P. J. Zürcher, Den Haag, 1900, p. 37
  • Toen Willem Maris c. 1865 ergens buiten zat te schetsen bij Wolfheze, kwam Anton Mauve langs en keek naar zijn werk
  • „Maar hij vermocht de weerbarstige olieverf schuimend of als edelsteen, vlokkig of massief, kruimig of vloeiend maken, al naar gelang van het effect dat hij najoeg. Dus bouwde hij zijn schilderijen niet op mèt de verf maar in de verf. Het bootsen van zijn lichteffecten werd door het kneden van zijn verfeffecten bepaald. De grondstof zelve bleef hem de geleider in zijn kunstgehalte.”
  • Bron: Jan Veth, [1] 'Willem Maris 1844-1910', in Portretstudies en silhouetten, 1e druk, 1908; in RKD: Negentiende-eeuwse Atelierpraktijk
  • Aanhaling(en): Marjan van Heteren & Ronald de Leeuw, Poëzie der werkelijkheid. Nederlandse schilders van de negentiende eeuw, Waanders Zwolle, 2000, p. 176
  • Jan Veth, die een groot bewonderaar van het werk van Willem Maris was en ook zijn portret nog getekend heeft - zie boven rechts -, bezocht de oudere schilder regelmatig in zijn atelier, waar hij hem aan het werk zag

Galerij van werken

[bewerken]