Roger Raveel

Uit Wikiquote
Roger Raveel, c. 1966: 'Zelfportret op de rug - muurschildering in kasteel Beervelde
Informatie bij zusterprojecten:
artikel in Wikipedia
media bij Commons
Informatie in externe bronnen:
DBNL pagina in DBNL
KB pagina in KB-catalogus
RKD pagina in RKD

Roger Raveel (Machelen (België), 15 juli 1921 – Deinze (België), 30 januari 2013) was een Belgische kunstschilder; ook maakte hij keramiek en kunstobjecten in de openbare ruimte..

Citaten van Roger Raveel - chronologisch[bewerken]

Citaten, 1945 - 1960[bewerken]

  • „..nu zoudt U eens moeten mijn laatste werk zien, een pentekening, drie potloodtekeningen en twee studies met olieverf: een stilleven en een landschap in de hevigste kleuren die Ge U kunt indenken. Aan dat landschap moet ik nog werken maar ik denk dat het mijn beste werk zal zijn, van mijn schilderwerk, en drie tekeningen vind ik mijn beste, maar het gelukkigste is dat ik een veel grotere vrijheid heb verworven.”
  • Bron: Roger Raveel, brief aan Hugo Claus, Machelen aan de Leie, 20-24 maart 1948
  • Aanhaling(en): Katrien Jacobs, Hugo Claus, Roger Raveel; Brieven 1947 – 1962, Ludion; Gent Belgium, 2007, p. 50; ISBN 978-90-5544-665-0
  • Het citaat van Raveel beschrijft hoe hij in zijn vroege jaren naar de werkelijkheid werkte, en nog bezig was zijn vrijheid te verwerven
  • „..ik ga weer naar de qualiteit van de kleur komende uit mijn vroegere werken zoals die zandwegen, witte koe [Grazende koe, uit 1941 / 1942 waarschijnlijk], enz.. Denk nu niet dat het een terug gaan is want nog nooit heb ik zo modern geweest (ik veel van Piccasso en van Gogh). Ik voel me dichter bij mijn natuurlijke aard, het schilderen. Ik zou zeer veel tijd moeten hebben ik heb wel een 20 tekeningen gemaakt maar er wel 10 of meer vernietigd van 2 houd ik veel.”
  • Bron: Roger Raveel, brief aan Hugo Claus, Machelen aan de Leie, juni/juli 1948
  • Aanhaling(en): Katrien Jacobs, Hugo Claus, Roger Raveel; Brieven 1947 – 1962, Ludion; Gent Belgium, 2007, p. 74; ISBN 978-90-5544-665-0
  • Raveel had lang niets van zich laten horen en was ook niet ingegaan op een verzoek van Hugo Claus om een tekening te maken bij een gedicht van hem. Raveel zweefde te veel en moest eerst contact maken met de bron: 'mijn diepste eigen'
  • „Ik ben naar Gent geweest bij [Jos] Veerdegem [..] ik heb enige van mijn werken mee genomen. [..] hij was zeer kontent over bijna allen; [..] En nu in acht genomen dat ze meest - min of meer – bedoeld zijn als een soort oefening om weer mijn ogen te doen zien zó, zoals hun natuurlijke geschiktheid is – geest en hart ook natuurlijk – En dat ik nu met wel honderd studie's in mijn hoofd rond loop. (de 'oefening' heeft dus reeds vruchten – ik zie meer 'zó' –(moderner, subtieler).”
  • Bron: Roger Raveel, brief aan Hugo Claus, van Machelen aan de Leie, februari/maart 1949
  • Aanhaling(en): Katrien Jacobs, Hugo Claus, Roger Raveel; Brieven 1947 – 1962, Ludion; Gent Belgium, 2007, p. 89; ISBN 978-90-5544-665-0
  • Raveel liet een reeks recent-gemaakte werken zien aan Jos Verdegem, die van 1942 tot 1945 aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Gent een belangrijke docent voor de jonge Raveel was
  • „Het kan waar zijn en dit is wel zo dat deze periode groot is en veel waarheid bevat voor de toekomst en dus geen ware omwenteling nodig heeft maar ze heeft toch nieuwe stoten nodig – we moeten dus zelf voelen (lacht hier niet). Hoe 'individueel' de tijd nu ook is, 't ware goed dat we, jongeren, aan een grote 'zaak' werkten en bewust (we bewegen ons hier op het terijn: kunst; er kan dus niet geantwoord worden: kunst. Om dicht bij onze tijd te blijven denken we als b.v.b. slechts aan de impressionisten met daarin de zaak Van Gogh – Gaugain..”
  • Bron: Roger Raveel, brief aan Hugo Claus, Machelen aan de Leie, augustus/september 1949
  • Aanhaling(en): Katrien Jacobs, Hugo Claus, Roger Raveel; Brieven 1947 – 1962, Ludion; Gent Belgium, 2007, p. 104; ISBN 978-90-5544-665-0
  • De periode die Raveel hier bedoelt is van 1910 – 1930, met name in Frankrijk. Raveel wilde zichzelf los van grote namen en kunststromingen ontwikkelen, maar zocht wel voortdurend ernaar om 'modern' waar te nemen. Surrealisme wees hij daarbij af - dat was 'voor de Amerikanen'
  • „Steeds ga ik vooruit wat betreft tecniek: begrip van kleur, matérie, lijnen. Kan zelfs beter téoretisch uitleggingen geven. En wat meer is ik leef langs om meer méé met de materie van de stiel. Ik wil zeggen dat mijn denken en voelen directer, en wezenlijker in kontakt staat met schilderen. Er gaat niet meer zoveel denken en voelen verloren.”
  • Bron: Roger Raveel, brief aan Hugo Claus, Machelen aan de Leie, 5 maart 1950
  • Aanhaling(en): Katrien Jacobs, Hugo Claus, Roger Raveel; Brieven 1947 – 1962, Ludion; Gent Belgium, 2007, p. 118; ISBN 978-90-5544-665-0
  • Met 'de stiel' bedoelde Raveel, het vak. Zijn citaten laten de grote bewustheid zien waarmee Raveel zijn eigen ontwikkeling als kunstenaar waarnam
  • „En dan die spanning om vooruit te komen; want terzelfder tijd maak ik me vrij van al wat ik tot hier toe gemaakt heb en nog méé bezig ben om zogezegd iets beters te doen, eigenlijk om iets nieuw te scheppen (en misschien wel beter ook). Ik heb nu een nieuwe compositie getekend voor een schilderij. Tot hiertoe goed; mijn krachtigste (formaat 90 x 110 cm) Ze leeft in mijn geest; het gevoel is zó oerachtig zoals van de negers (de compositie is reeds zó) De kleur moet zeer vringend en sterk zijn, niet te hoog. Maar zal ’t gaan het is maar met ogenblikken dat ik het sterk aanvoel. Enfin schilderen is voor me een morele uitputting.”
  • Bron: Roger Raveel, brief aan Hugo Claus, Machelen aan de Leie, maart 1950
  • Aanhaling(en): Katrien Jacobs, Hugo Claus, Roger Raveel; Brieven 1947 – 1962, Ludion; Gent Belgium, 2007, p. 118; ISBN 978-90-5544-665-0
  • Zeer waarschijnlijk bedoelde Raveel zijn werk 'Vrouw slapend aan tafel' uit 1950, omdat dit het enige grote-formaat doek was dat hij in 1950 schilderde
  • „'De taal der dingen op een tafel' / 'Dagblad lezende man aan tafel' / 'Denkende man aan vierkante tafel'”
  • Bron: Roger Raveel titels van drie werken op papier uit resp. 1950, 1953 en 1956
  • Aanhaling(en): Hilde Pauwels, 'Catalogus', in Monografieën over Moderne kunst – Roger Raveel, Gemeentekrediet en Snoeck-Ducaju & Zoon, Brussel 1996; ISBN 90-5066-162-9
  • De tafel is het meest voorkomende thema in het werk van Raveel. In 1996 zei hij zelf daarover: 'Met dat thema ben ik begonnen toen ik in 1948 zogezegd herbegon. Het tafelblad eindigde en werd met een lijn afgebakend. Door het venster ervoer men zeer sterk dat vlak. Maar ook de vloer was een vlak dat ik met perspectieflijnen heb moeten suggereren. De grond waarop het tafeltje stond, liep door onder mijn voeten. Het wit dat men ziet is al geen wit meer: het is niets'
  • „Al mijn respect voor dat neo-klassicisme [van Piet Mondriaan,] maar dat offert me teveel aan de architectuur. Dat werk past inderdaad gegoten in zeer moderne vertrekken van moderne gebouwen in even moderne steden maar er kan dan nooit meer een stootkar in rijden [..], of een witte hondenkar in de mist. Ik verlang een schilderij die kan hangen in een moderne omgeving en die toch een 'eigen' leven heeft.”
  • Bron: Roger Raveel, brief aan Hugo Claus, Machelen aan de Leie, na februari 1951
  • Aanhaling(en): Katrien Jacobs, Hugo Claus, Roger Raveel; Brieven 1947 – 1962, Ludion; Gent Belgium, 2007, p. 133; ISBN 978-90-5544-665-0
  • Citaat is een duidelijke eigen positiebepaling van Raveel binnen de moderne kunststromingen van zijn tijd
  • „Ik heb de laatste weken wonder mooie dingen gemaakt maar… natuurlijk zullen de volgende, waaraan ik nu bezig ben beter zijn (zoals steeds) Er zijn eigenaardige bij o.a. een man met een bijna zwart effen gezicht waardoor een schuine witte lijn loopt, een gras groene lucht met evenwijdige potloodlijnen 2 cm van elkaar, rode huizen, lila grijze daken, een soort zwarte gevels en een teer zwarte kat enz..”

Citaten, 1960 - 1980[bewerken]

  • „Dat ik vertrok uit mijn onmiddellijke omgeving vond ik uiterst belangrijk. Alleen de dingen die ik kende, waarmee ik vertrouwd was, die ik op hun werkelijkheidswaarde had betrapt konden vrij van extra-picturale esthetiek en van bleek romantisme door mij benaderd worden.”
  • „Waar kan men beter het infiltreren van het moderne leven gewaar worden dan in een dorp op het platteland? In de stad wordt alles onmiddellijk geïntegreerd, ziet men niet zo scherp de isolerende en tevens contrasterend-bevreemdende werking van de publiciteit, het benzinestation, het beton, de auto, enz. Aan de andere kant blijf ik ervan overtuigd dat ook het gras, het koren en de koe nog moeten gezien worden [..] vanuit een mentaliteit die vrij en meedogenloos deze dingen in ons tijdperk nog zou durven benaderen. Wat de gewone man van het leven maakt, dat boeit mij.”
  • Bron: Roger Raveel, 'Roger Raveel, In gesprek met mezelf', tentoonstellingscatalogus De Hallen, Haarlem, 1969
  • Aanhaling(en): Openbaar Kunstbezit Vlaanderen, 'Roger Raveel en zijn keuze uit het Museum voor Schone Kunsten in Gent'
  • Raveel legt uit waarom hij in het dorp Machelen-aan-de-Leie (twintig kilometer van Gent) blijft wonen omdat hij daar ook de thema's vindt voor zijn werk, en de tegenstellingen met de stad
  • „Ik wil geen predikant zijn die de wereld wil verbeteren volgens zijn eigen opinie. Daarvoor denk ik te relatief en wellicht ben ik onafhankelijker en ga ik niet zozeer uit van een reflex op de traditie en op de sociale en politieke structuren, maar veeleer uit een steeds opnieuw tasten naar het wezen der dingen.”
  • „Het kosmische houdt ook mij, wel het meest van De Nieuwe Vizie-kunstenaars bezig: het betekent voor mij een aanvoelen van krachten in de natuur als elektriciteit, radio, radar, en van krachten die men slechts vermoedt en wetenschappelijk nog niet heeft kunnen achterhalen. Bij Permeke speelt dat niet. Zijn kosmisch aanvoelen betreft krachten waar de boer dagelijks mee geconfronteerd wordt: de groeikracht van de aarde, de vruchtbaarheid.”

Citaten, na 1980[bewerken]

  • „Het vierkant is een geestelijk geladen ding. Het is het product van de mens, het is niet afgekeken van de natuur zoals de cirkel.”
  • „In een periode van twijfel, rond 1956, vreesde ik dat ik te ver afweek van de sensuele-zinnelijke werkelijkheid. Ik ben dan weer buiten gaan schilderen in mijn tuin, omdat ik dacht dat ik te cerebraal aan het worden was. En dan is die zogezegd abstracte periode ontstaan. Maar ik poogde eigenlijk hetzelfde te doen door de kleur: het rood bijvoorbeeld zindert uit het schilderij. Het zit niet meer 'in' de atmosfeer van het schilderij.”
  • Bron: Roger Raveel, gesprek bij Raveel thuis, 6 januari 1996
  • Aanhaling(en): Willem Elias & Katrien Noblesse, 'Raveel en zijn tijd en zijn ruimte', in Monografieën over Moderne kunst – Roger Raveel, eindredactie, Hilde Pauwels, Gemeentekrediet en Snoeck-Ducaju & Zoon, Brussel 1996, p. 21; ISBN 90-5066-162-9
  • Raveel gaat hier in op de tijdelijke abstracte periode in zijn werk tussen 1955 en 1961
  • „Maar in feite was ik al bezig met pop-art in de academie [1942-1945]. Er was in Gent een winkel met moderne spullen en wat kitsch. Ik stond daarvoor in diepe bewondering [..] Door mijn oog voor dat soort nieuwe voorwerpen [zoals een moderne koffiekan] was ik reeds in de geest van pop-art. En verder was er reeds vanaf 1948 doelbewust een storend element aanwezig. Zo legde ik een stukje aluminium of een stukje spiegel op het doek. De mensen verklaarden mij voor gek. Maar ik zei dat als ik dat weg zou nemen een ander element storend zou worden. Het is het tegenovergestelde van het evenwichtsidee bij Rafael.”
  • Bron: Roger Raveel, gesprek bij Raveel thuis, 6 januari 1996
  • Aanhaling(en): Willem Elias & Katrien Noblesse, 'Raveel en zijn tijd en zijn ruimte', in Monografieën over Moderne kunst – Roger Raveel, eindredactie, Hilde Pauwels, Gemeentekrediet en Snoeck-Ducaju & Zoon, Brussel 1996, p. 22; ISBN 90-5066-162-9
  • Pas in 1962 zag Raveel in Duitsland voor het eerst werk van de Amerikaanse pop-art kunstenaar Robert Rauschenberg
  • „De kennis van de dingen en de ruimte is anders geworden. De kunst heeft je onnoemelijk veel bijgebracht en je denkt voortdurend aan het werk van oude en moderne meesters, maar nu kan het je niet meer helpen. Je staat alleen met je ervaringen en je belevingen. Je dient nu anders te kijken. [..] Je stelt vast dat de visuele identiteit der dingen voortdurend verandert van intensiteit als gevolg van licht, schaduw, beweging, afstand, onderlinge optische beïnvloeding enz. Je weet nu dat je de dingen niet meer los kunt zien van tijd en ruimte.”
  • Bron: Roger Raveel, 'Waarom? Waarom? Waarom?', 1996
  • Aanhaling(en): Willem Elias & Katrien Noblesse, 'Catalogus', in Monografieën over Moderne kunst – Roger Raveel, eindredactie, Hilde Pauwels, Gemeentekrediet en Snoeck-Ducaju & Zoon, Brussel 1996, p. 37; ISBN 90-5066-162-9
  • Citaat uit een korte bijdrage van Raveel in Monografieën over Moderne kunst – Roger Raveel, waarin hij eigenlijk zijn eigen ontwikkeling als kunstenaar schetste
  • „Ik zou willen dat de beschouwer zou kunnen praten met mijn schilderijen, dat hij erin zou kunnen stappen, zich er helemaal in thuis zou voelen, dat hij zelfs deelachtig zou worden aan mijn creatie.”
  • „Ik heb me lang de meest miskende schilder van Vlaanderen gevoeld. Ik word nog altijd onvoldoende erkend, al moet ik zeggen dat er de laatste tijd een en ander is veranderd. De waardering wordt wakker. Maar, en dat dien ik te benadrukken, Vlaanderen zag me pas staan nadat in Nederland elk museum al lang verscheidene werken van me had gekocht. Onze noorderburen hadden me veel sneller in de gaten en waardeerden me veel vroeger. In mijn sterke gevoel van miskenning speelt de mening van [Hugo] Claus natuurlijk ook een rol.”
  • Bron: Roger Raveel, interview in 2009
  • Aanhaling(en): Margot Vanderstraeten, 'Margot Vanderstraeten interviewt: Roger Raveel', De Persgroep, 11 april 2009
  • Hugo Claus was een goede jeugdvriend van Raveel, die vaak voor hem belangrijke contacten legde of kopers aan hem voorstelde, ook al was Claus zelf vaak in het buitenland
  • „Mijn schilderkunst, mijn taal werd en wordt nog steeds te vernieuwend gevonden. Men verstond en verstaat me te weinig. Ik ben niet in een hokje te plaatsen. Mijn werk bevat alles. Ik combineer schilder -en tekenkunst in hetzelfde schilderij. Ik werk met zeer figuratieve beelden en zet ze naast abstracte. Ik zet werkelijkheid en illusie naast elkaar. Ik schilder smeuïg en vlak op een en hetzelfde doek. Ik schilder de hand van een persoon heel realistisch, en laat zijn gezicht overgaan in een witte vlek, in het niets, dat op die manier plots iets heel belangrijks wordt. Ik wil dat mijn werken overvloeien in de omgeving.”
  • Bron: Roger Raveel, interview in 2009
  • Aanhaling(en): Margot Vanderstraeten, 'Margot Vanderstraeten interviewt: Roger Raveel', De Persgroep, 11 april 2009
  • Hugo Claus was een goede jeugdvriend van Raveel, die vaak voor hem belangrijke contacten legde of kopers aan hem voorstelde, ook al was Claus zelf vaak in het buitenland
  • „Ik ben door alles beïnvloed geworden, ook door wat niét in de mode was: in essentie komt het erop neer dat ik alles in mij wilde laten kristalliseren.”
  • Bron: Marc Ruyters, in Roger Raveel en de Nieuwe Visie, uitgeverij Snoeck, Gent, 2006 p. 50
  • Aanhaling(en): Patrick Auwelaert, 'Marc Ruyters' in Vlaanderen, jaargang 55, 2006
  • Raveel pakte onder andere invloeden op van Van Gogh, Mondriaan, Matisse, Léger, Fontana en Jean Brusselmans. Ook de Amerikaanse Pop-Art heeft hem veel expressiemogelijkheden geboden
  • „Over 500 jaar zullen ze vaststellen hoe belangrijk ik ben geweest. De kunstgeschiedenis beleeft cycli van zo’n 500 jaar. Het eerste hoogtepunt waren de [Gebroeders] Van Eycks [= Jan en & Hubert van Eyck ]. Het tweede hoogtepunt was Roger Raveel.”

Citaten, ongedateerd[bewerken]

  • „Mijn vader had het sterfbed [van zijn moeder, gestorven in 1946] uit elkaar genomen en het op de zolder opgeborgen [..] Op een dag [c. 1965] haalde hij het naar beneden. Hij vroeg me: wat gaan we er mee doen? Ik zei: zeker niet verbranden, want ik ga er een kunstwerk van maken. Zo kreeg ik het idee om de bedstijlen in een schilderij te verwerken. Mijn vader vond het een goed idee. Hij heeft zelf de stijlen aan het bed vastgemaakt. Hij was daar handig in.”

Citaten over Roger Raveel - chronologisch[bewerken]

  • „[de schilder te Machelen die] dagelijks en direkt te herkennen dingen uit onze onmiddellijke nabijheid schildert. En toch denk ik dat hier één der meest echte schilders van onze generatie aan het licht komt [..] De kunst van Raveel is zeer gevoelig en de handen over het register van de jonge man Raveel worden zeer strak gehouden [..] de tekening is zeer herleid tot elementaire vormen en de compositie direct leesbaar in grote vlakken. Het geheel is bijna schraal voor wie niet goed wil zien. Raveel ontbeert namelijk vooral het spectaculaire dat de bevooroordeelde steeds doet opkijken.”
  • „..steeds krijgt de vorm van het voorwerp zijn eerste en enige vorm in het schilderij en daarmee houdt het verband met het ding in nature dan op.”
  • Bron: Hugo Claus, 'Bij het werk van drie jonge kunstenaars', in Soldatenpost 17 november 1949
  • Aanhaling(en): Willem Elias & Katrien Noblesse, 'Raveel en zijn tijd en zijn ruimte', in Monografieën over Moderne kunst – Roger Raveel, eindredactie, Hilde Pauwels, Gemeentekrediet en Snoeck-Ducaju & Zoon, Brussel 1996, p. 23; ISBN 90-5066-162-9
  • Voor Hugo Claus verbrak Raveel de directe relatie met de werkelijkheid in zijn werk, wat deels verbonden is met het feit dat Claus het vroegere, meer traditionele werk van zijn vriend goed kende
  • „Ik heb je drie nieuwe werken gezien te Brussel op de tentoonstelling. Zij verrasten mij wel, in die mate, dat ik het kon voorzien dat gij naar zulke hoge kleur zoudt gaan en zulke gereduceerde vormen, maar [..] buiten die, laat ons zeggen stijl-verpuuring zijt gij niet veranderd, dus goed gebleven. Ik houd er veel van. Misschien het minst van het stilleven en het meest van de vrouw met dam-bord-jurk.”
  • Bron: Hugo Claus, brief aan Roger Raveel, Oostende, februari 1950
  • Aanhaling(en): Katrien Jacobs, Hugo Claus, Roger Raveel; Brieven 1947 – 1962, Ludion; Gent Belgium, 2007, p. 114; ISBN 978-90-5544-665-0
  • Citaat uit de brief van Hugo Claus slaat op Raveels schilderijen 'Vrouw', of 'Vrouw aan tafel', beide uit 1949. Claus zag toen een vereenvoudiging van de vorm in het werk van Raveel ontstaan
  • „Ge moet eens kijken naar die witten, daarvoor moet ge een kunstenaar zijn om die witten te durven. Dat zal een grote worden.”
  • Bron: Jan Hoet, gesprek met Jos Verdegem, 1954
  • Aanhaling(en): Willem Elias & Katrien Noblesse, 'Raveel en zijn tijd en zijn ruimte', in Monografieën over Moderne kunst – Roger Raveel, eindredactie, Hilde Pauwels, Gemeentekrediet en Snoeck-Ducaju & Zoon, Brussel 1996, p. 18; ISBN 90-5066-162-9
  • De jonge Jan Hoet noteerde op een expositie in 1954 deze uitspraak van Jos Verdegem over de tentoongestelde schilderijen van Raveel. De witte vlakken zijn karakteristiek voor zijn werk
  • „De eenvoudige dingen die rondom hem leven: de kleine tuin met de betonpalen en de betonplaten, de huizen waarvan men slechts de daken ziet, het hybride karretje, de vertrouwde kat en de gestalte van de man in de tuin, van het meisje voor het raam. Gestalten die men waarneemt en die aanwezig zijn naast de muur, naast de kat en de daken: verschijningsvormen zonder geschiedenis, zonder anekdote, zonder inwendige bevestiging.”
  • Bron: K.J. Geirlandt, Roger Raveel. Het Gentse meubel, Gent 1954
  • Aanhaling(en): Willem Elias & Katrien Noblesse, 'Raveel en zijn tijd en zijn ruimte', in Monografieën over Moderne kunst – Roger Raveel, eindredactie, Hilde Pauwels, Gemeentekrediet en Snoeck-Ducaju & Zoon, Brussel 1996, pp. 28-29; ISBN 90-5066-162-9
  • Geirlandt beschrijft de artistieke waarneming van Raveel zelf, die hij door middel van zijn werk ook wil doorgeven aan het publiek, dat hij zo actief aan het kijken wil zetten
  • „Graaf de Kerckhove de Denterghem en kunstschilder Roger Raveel hebben de verbintenis aangegaan dat laatstgenoemde muurschilderingen zal uitvoeren in de keldergangen van het kasteel van eerstgenoemde, te Beervelde, voor de som van 325.000 Fr. [..] De kunstenaars Raoul de Keyzer, van Astene; [Etienne] Elias, van Oostende; en [Reinier] Lucassen, van Amsterdam mogen hem hiertoe helpen. [..] Na het welslagen van het werk, mag er ruchtbaarheid aan gegeven worden [met de hand bijgeschreven]: voor de vernissage..”
  • „Raveel schept uit zijn waarneming. [Hij] leidt ons die werkelijkheid binnen [..] De kijker kan invullen, onderzoeken, de tegenstellingen oplossen en verbinden, de strijd leveren om zichzelf te vinden.”
  • „..alleen begrensd / Door muren van geleidelijke lijnen / Langs beton en paal, linde en abeel / fietst de schilder Roger Raveel..”
  • „Het prikkelende wisselvallige voorjaarslicht viel door de schuingeplaatste dakvensters in de ruimte. Hier gebeurde iets voor mij dat diep in mijn kleren kroop. Het was alsof buiten binnen gekomen was. Er sprong een kracht uit dit werk die tot de natuur en de ruimte zelf scheen te behoren. Aan een grote pasteus geschilderde hooiopper hing een echte, zo uit het veld opgeraapte stok. In een ander schilderij dat het leven van de natuur zo in zijn kleuren en zijn schilderwijze had gevat, zat een rechthoekige spiegel die onszelf en de omgeving tot een stuk schilderkunst maakte.”
  • „Met Roger Raveel, die volledig geïsoleerd in een dorp aan de Leie (Machelen-aan-de-Leie) tot ontplooing kwam, kan een zeker verband worden gelegd met de pop-art en het nouveau réalisme, aangezien deze ook gebruik maakten van objecten, zij het op een volledig andere basis. Raveel valt aanvankelijk te situeren in de beweging van de nieuw figuratie omwille van het belang dat hij hechtte aan de realiteitsgebondenheid in zijn werk.”
  • Bron: Willy van Den Bussche, Kataloog Provinciaal Museum voor Moderne Kunst, Oostende, 1979, p. 89
  • Aanhaling(en): Willem Elias & Katrien Noblesse, 'Raveel en zijn tijd en zijn ruimte', in Monografieën over Moderne kunst – Roger Raveel, eindredactie, Hilde Pauwels, Gemeentekrediet en Snoeck-Ducaju & Zoon, Brussel 1996, pp. 21-22; ISBN 90-5066-162-9
  • Van Den Bussche gaat hier in op de bron van waaruit Raveel met zijn werk aansloot bij de Nieuwe Figuratie: zijn verbondenheid aan alles in zijn eigen directe leefomgeving
  • „Weet je, hij heeft het nooit als dusdanig gezegd, maar ik heb een heel sterk vermoeden dat die witte vierkanten die zo prominent in zijn schilderijen aanwezig zijn [..] dat hij die als idee van een wasdraad heeft geplukt. Denk er eens over na, het witte laken dat hangt te drogen aan een waslijn, in het tuintje achter het drankenwinkeltje van Zulma [vrouw van Raveel], dat is toch wat je ziet? Raveel was een kijker, hè. Ik ben er bijna zeker van dat hij de drogende was zag en dacht: 'Wat ik zie, is een gat in het landschap, in de omgeving.' ””

Galerij van werken[bewerken]