Piet Mondriaan

Uit Wikiquote
foto van Piet Mondriaan in 1923 - in zijn atelier in Parijs met Nelly van Doesburg
Informatie bij zusterprojecten:
artikel in Wikipedia
media bij Commons
Informatie in externe bronnen:
BP pagina in Biografisch portaal
DBNL pagina in DBNL
KB pagina in KB-catalogus
RKD pagina in RKD

Piet Mondriaan (1872-1944) was een Nederlandse schilder die vanuit de Haagse School stijl, via invloed van het kubisme kwam tot de abstracte beeldtaal van de Nieuwe Beelding. Met Theo van Doesburg richtte hij het tijdschrift De Stijl op..

Citaten van Piet Mondriaan - chronologisch[bewerken]

Citaten, 1905 - 1915[bewerken]

  • „Nu, dat is maar uiterlijk: ik ben nog dezelfde, alleen een beetje meer in evenwicht, als ik me niet bedrieg. Daar heeft veel de studie in theosofie toe bijgedragen. Ik heb veel aan die kennis: "t is werkelijk een leidraad tot ontwikkeling van je bewustzijn".”
  • Bron: Piet Mondriaan, brief oktober 1910, aan Aletta de Iong
  • Aanhaling(en): Wietse Coppes en Leo Jansen, in Nederlanders in Parijs, 1789 – 1914, eindred. Aggie Langedijk, uitgeverij Thoth, 2017, p. 227; ISBN 978-90-6868-741-5
  • Tijdens hun laatste ontmoeting vond Aletta de Iong Mondriaan zo sterk veranderd. Zijn brief aan haar illustreert goed in welke tijd de ideeën van de theosofie voor Mondriaan leidend begon te worden; in zijn leven èn in zijn kunst
  • „Er is een nieuwe kring gevormd om moderne kunst te exposeeren. Toorop, Kikkert, Jan Sluyters en ik zijn 't bestuur en we denken volgend jaar een groote internationale tentoonstelling te houden.”
  • Bron: Piet Mondriaan, brief 29 november 1910, aan Aletta de Jongh
  • Aanhaling(en): Wietse Coppes, 'De blik naar buiten', in Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwollen & Noord Brabants Museum, Den Bosch, 2018, p. 57; ISBN 978-94-6258-291-0
  • November 1910 werd te Amsterdam kunstenaarsvereniging 'De Moderne Kunstkring' opgericht; doel was het organiseren van jaarlijkse tentoonstellingen van eigentijdse, moderne kunst
  • Bron: Piet Mondriaan titel van schilderij uit 1913
  • Aanhaling(en): Wietse Coppes en Leo Jansen, in Nederlanders in Parijs, 1789 – 1914, eindred. Aggie Langedijk, uitgeverij Thoth, 2017, p. 241; ISBN 978-90-6868-741-5
  • Titel van één van de eerste schilderijen van Mondriaan, waarin elke verwijzing naar de werkelijkheid verdwenen is. boven in het schilderij zit nog een zichtbare verwijzing naar een gekruiste constructie van de treinbrug die hij vanuit zijn Parijse atelierraam in 1913 kon zien, dicht bij station Montparnasse
  • „Ten slotte moet ik U nog zeggen dat ik invloed onderging door ’t zien van ’t werk werk van Picasso, dat ik zeer bewonder. Ik schaam mij niet van dezen invloed te spreken [..] En buitendien ben ik zeker geheel verschillend met Picasso te zijn, zoals men dan ook algemeen zegt.”
  • Bron: Piet Mondriaan, brief 29 januari 1914, aan H.P. Bremmer; archief Bremmer, Gemeentearchief Den Haag
  • Aanhaling(en): Wietse Coppes en Leo Jansen, in Nederlanders in Parijs, 1789 – 1914, eindred. Aggie Langedijk, uitgeverij Thoth, 2017, pp. 232-233; ISBN 978-90-6868-741-5
  • De andere Nederlandse kunstenaars van de zog. Montparnasse-groep (o.a. C. Kickert and L. Schelfhout) volgden het zachtere kubisme, waarmee de gewone werkelijkheid nog kon worden afgebeeld; Mondriaan zocht naar abstractie
  • „..ik construeer op een plat vlak lijnen en kleurcombinaties met 't doel algemeene schoonheid zoo bewust mogelijk uit te beelden. [..] ik wil de waarheid zoo dicht mogelijk benaderen en daarom alles abstraheeren tot ik kom tot het fundament [..] der dingen. [..] Ik vermeen dat 't mogelijk is door horizontale en verticale lijnen, geconstrueerd bewust maar niet berekenend [..] zoonodig aangevuld door andere richtingslijnen of gebogen lijnen, desnoods, te komen tot een kunstwerk even sterk als waar.”
  • Bron: Piet Mondriaan, brief 1914, aan H.P. Bremmer
  • Aanhaling(en): Marty Bax, (2001) Mondriaan compleet, Atrium, Alphen aan den Rijn 2001, p. 13; ISBN 90-6113-929-5
  • In 1914 ontstond bij Mondriaan al het concept van de horizontale en verticale lijnen of balken, dat een kleine dertig jaar lang zijn kunst zou bepalen

Citaten, 1915 - 1925[bewerken]

De Stijl, nr. 1, oktober 1917
  • „Het leven van den huidigen, gecultiveerden mensch keert zich langzamerhand van het natuurlijke af: het wordt al meer en meer een abstract leven.”
  • „De werkelijk moderne kunstenaar voelt de abstractie der schoonheids-ontroering bewust: hij erkent bewust, dat de schoonheidsontroering cosmisch, universeel is.”
  • „In het natuurlijke kunnen we waarnemen dat alle verhouding beheerscht wordt door éen oerverhouding: die van het uiterste eene en het uiterste andere.”
  • Aanhaling(en): Ricahrd Baart, 'Oei! Een Mondriaan!?', in Kunstgeschiedenis, master Moderne en hedendaagse kunst, Universiteit Utrecht, februari 2011.
  • p. 4
  • „Als het individueele niet meer in de weg staat, kan het universele zich eerst zuiver beelden. Dan eerst kan het universeel bewustzijn (intuïtie) — de oorsprong aller kunst — zich rechtstreeks uiten; een zuivere kunstuiting ontstaat.”
  • „De werkelijk moderne kunstenaar voelt de abstractie der schoonheidsontroering bewust: hij erkent bewust, dat de schoonheidsontroering cosmisch, universeel is.”

  • „Severini schrijft nu zoo duidelijk dat ze "les objects, les corps" willen repressenteeren – dat is ’t juist. Wij willen slechts hetgeen die voorwerpen tot uitdrukking brengen – verhouding – beelden. Laten ze ’t maar voor te abstract aanzien, en laten ze zelf doen wat ze willen.”
  • Bron: Piet Mondriaan, brief ongedateerd [december 1917], aan Theo van Doesburg; o: RKD, Den Haag.
  • Aanhaling(en): Singel uitgeverijen, 'ideologische koerswending', p. 46, 1.
  • Mondriaan reageerde furieus op een artikel van de futurist Severini 'La peinture d avant-garde', in maandblad De Stijl, 1917-1918). Hij wilde niet dat de Stijl-kunstenaars zich op 'dingen, objecten, lichamen' focussen, maar vooral op de verhoudingen daartussen
  • „Beste Does!..[..] De strijd v.h. univers. [universele] tegen h. individ. [individuele] openbaart zich in den huidigen wereldkamp [W.O. 1} zoowel als in de kunst van heden. Door deze verandering stellen we de kunst als een met het leven - dit wil jij toch ook? Zooals 't was - vooral in 't vorige manifest. Stellen we de kunst als iets à parts, als iets waarvan 't uitgaat. 't Gaat immers - alles - van het nieuwe tijdsbewustzijn uit?”
  • Bron: Piet Mondriaan, brief juni 1918, aan Theo van Doesburg
  • Aanhaling(en): Lodewijk Albert Veen, 'Deel II: De toelichtingen', in Het geschreven werk van Piet Mondriaan, dissertatie, Utrecht University Repository, 2011, p. 442
  • Mondriaan en Van Doesburg wisselen veel uit over het eerste De Stijl Manifest van 1918; Mondriaan had kritiek op een vorige versie waarin kunst teveel als apart werd gezien - los van het leven. 9 juli 1918 schreef hij 'Does' al enthousiast over de nieuwe versie, en ondertekende het
  • „A. (Zanger): Tòch lijkt mij dat de ware weg is de natuur te volgen. / B. (Schilder): De natuurlijke verschijning is veel schooner en sterker dan welke afbeelding ook: zoo zijn wij gedwongen tot andere beelding, willen we de natuur ten volle vertolken. Juist ter wille van de natuur, van de realiteit, vermijden wij hare natuurlijke verschijning”
  • „Ru-h-ru-h-ru-h-h-h-h. Poeoeoe. Tik-tik-tik-tik. Pre. R-r-r-r-uh-h. Huh! Pang. Su-su-su-ur. Boe-a-ah. R-r-r-r. Foeh.... Veelheid van klanken, door-elkaar. Auto’s, autobussen, karren, rijtuigen, menschen. [..] cubist op de boulevard, Courbet in zijn atelier, en Corot in een landschap..... alles op zijn plaats. De plaats verandert de mensch en de mensch verandert de natuur. Van daar 't woord "kunst". Op de boulevard is reeds veel "verkunst" maar "kunst" is hij nog niet.”
  • Bron: Piet Mondriaan, 'De grote boulevards', in De Nieuwe Amsterdammer, No. 274, 3/24 April 1920
  • Aanhaling(en): L. van Deyssel, 'Futurisme', in De Nieuwe Gids. Jaargang 35, 1920, p. 704 & C. Blotkamp, Piet Mondriaan en de stijl. Kunst en leven in het Interbellum, 1978, p. 25
  • De beheerste kunstenaar Mondriaan werd via het drukke Parijse stadsgewoel aangestoken door het dynamische Futurisme: "Ruh-ruhh-r-r-r" - èn waarschijnlijk uitgedaagd door Van Doesburg. Omgekeerd werd ook zijn rustige kunst door de futuristen weer gewaardeerd, merkwaardig genoeg
  • „Ru-r-ru-u-u. Pre. Beelden zijn begrenzingen. Veelheid van beelden en velerlei begrenzingen. Opheffing van beelden en begrenzingen door velerlei beelden. Begrenzingen sluieren 't ware. Rebus: wààr is 't ware? Begrenzingen zijn even betrekkelijk als beelden en als tijd en ruimte.”
  • Bron: Piet Mondriaan, 'De grote boulevards', in De Nieuwe Amsterdammer, No. 274, 3/24 April 1920
  • Aanhaling(en): Carel Blotkamp, Piet Mondriaan en de stijl. Kunst en leven in het Interbellum, 1978, p. 193
  • Het lijkt erop alsof Mondriaan op een speelse manier suggereerde dat de bewegingen in de stad zelf de begrenzingen doen verdwijnen, waarmee het ware zich kan vertonen. Invloed van het dynamische Futurisme? Van Doesburg had hem tot deze tekst uitgedaagd
  • „Je hebt dat goed gezien dat ’t hier [in Parijs] – ondanks [dat] alles hier om het materiele draait – toch onmaterieel is of schijnt.”
  • Bron: Piet Mondriaan, brief zomer 1920 vanuit Parijs, aan architect Oud, Nederland
  • Aanhaling(en): Carel Blotkamp, Piet Mondriaan en de stijl. Kunst en leven in het Interbellum, 1978, p. 192
  • Vanaf 1919 kreeg het stadse leven van de metropool (Parijs, en later New York) veel aantrekkingskracht voor Mondriaan, ook in relatie tot de moderne kunst; het maakte het immateriële zichtbaar doordat traditionele grenzen wegvielen
  • „Dat chrysantje was een met heel smalle blaadjes heh? Ik zal eens zien of ik zoo’n bloem zie dan maak ik nog wel graag iets ervan.”
  • Bron: Piet Mondriaan, brief 20 oktober 1921, aan S.B. Slijper
  • Aanhaling(en): Singel Uitgeverijen, 'Overleven door bloemen', p. 148; Mondriaan noten
  • Mondriaan heeft tientallen jaren naast zijn abstracte werk ook bloemen geschilderd - deels uit financiële noodzaak, maar ook met hartstocht en uit innerlijke noodzakelijkheid, zoals zijn oude vriend Albert van den Briel getuigde, met wie Mondriaan zijn hele leven correspondeerde
  • „Wie, vóór den oorlog, te Parijs, de zoo krachtige beweging naar vernieuwing der schilderen beeldhouwkunst gekend heeft, moet zich dubbel ergeren - als hij voor het nieuwe voelt - aan de 'windstilte' en aan de teruggang van thans. [..] ..abstracte kunst, ontwikkeld uit naturalistische, [kan] onmogelijk tot zijn oorsprong terug komen. Abstracte kunst kan alleen evolueeren door consequente doorvoering. Zoo kan zij komen tot het zuiver beeldende, dat in het Neo-Plasticisme bereikt is.”
  • Bron: Piet Mondriaan, 'De huif naar den wind', in tijdschrift De Stijl, augustus 1924
  • Aanhaling(en): DBNL, 'De huif naar den wind', in De Stijl 2. 1921-1932, 1968
  • Dit is het laatste artikel dat Mondriaan publiceerde in tijdschrift De Stijl, geredigeerd door Van Doesburg. De heftige breuk in 1924 tussen de twee kunstenaars zal beslist hebben doorgewerkt; wellicht ook in de vermanende toon ervan, t.o.v. andere Stijl-kunstenaars

Citaten, 1925 - 1935[bewerken]

  • „Op de tentoonstelling van 'l'Art d'Aujourd'hui' heb ik een der twee [schilderijen] verkocht aan de comte Noailles alhier. Van Doesburg heb ik gewoon genegeerd bij de opening. Ik was er met Mart Stam die heel sympathiek is.”
  • Bron: Piet Mondriaan, brief 16 december 1925, aan architect J.J.P. Oud
  • Aanhaling(en): Lodewijk Albert Veen, 'Deel II: De toelichtingen', in Het geschreven werk van Piet Mondriaan, dissertatie, Utrecht University Repository, 2011, p. 190
  • In augustus 1924 kwam het na c. 10 jaar vriendschap tot een breuk tussen Mondriaan en 'Does', door o.a. hun geschil over de 'diagonaal'. Van Doesburg begon in 1924 met zijn 'Contra-composities' en exposeerde toen Contra-compositie XV, waarvan de diagonale vormen fel door Mondriaan werden afgewezen
  • „Beste Bob, dank voor je brief. Wat dat blad van Müller Lehning (sic) betreft, het lijkt me een mooi idee. M.L. is anarchist [..] .t Wordt geen uitsluitend kunstblad, en dat is goed. Ik zelf ben van plan over het Neo Plast. in de maatschappij te gaan schrijven 't geen ik allang van plan was. Het menschzijn is nr. een en dan komt de kunst (of geen "Kunst") van zelf, heh. [..] M.L. wil (evenals ik) langs gedachtenweg een zuivere maatschappij helpen opbouwen.”
  • „De overgang van kunst in leven zien we ten duidelijkste in Jazz en Neo-plastiek. Zij zijn wel uitingen op het terrein van het zicht- en hoorbare alleen, maar dit terrein is thans zoo innig met het leven zelf verbonden dat het toch concreet voor ons is. Jazz en Neo-plastiek zijn uiterst revolutionaire verschijnselen: zij zijn destructief-constructief. [..] Zij verbreken het bindende van ‘vorm-als-afzonderlijkheid’ om universeele eenheid mogelijk te doen zijn.”
  • Bron: Piet Mondriaan, 'De jazz en de Neo-plastiek', in tijdschrift Internationale Revue i10, Amsterdam 1927, p. 423
  • Aanhaling(en): Mondrianwritings, 'Comment 042: De Jazz en de Neo-plastiek'
  • in een brief aan zijn vriend Bob Oud, 27 augustus 1927 schreef hij: 'De jazz neem ik alleen als aanleiding, het heeft dus niet met muziek te maken.'
  • „Ik hou van snelheid, dat wil zeggen de charleston. / Ik heb een hekel aan traagheid – de langzame tango met accordeons. / Ik hou van vrouwen met een steil kapsel..”
  • Bron: Piet Mondriaan, brief 1928, aan vriend Michel Seuphor
  • Aanhaling(en): Louis Veen, 'Een wel heel opmerkelijke tekst van Piet Mondriaan' 3-10, in tijdschrift Filter, 2016
  • Beginregels van een korte notitie aan M. Seuphor, om deze op weg te helpen een artikel over hem te schrijven; Mondriaan beschrijft zijn liefde voor de snel-bewegende charleston, waar hij graag en vaak op danste met een dame
  • „Overdenkend, in de geest van Voltaire en anderen, dat de mensheid zich ontwikkelt naarmate zij zich verwijdert van de natuur en het abstracte benadert, meen ik dat de huidige situatie van de moderne kunst zeer schoon is. Zeer schoon, maar zeer zwaar tegelijkertijd [..] In elk geval vindt de modernistische kunst, geboren uit het huidige leven, steun in de materiële werkelijkheid die zich noodgedwongen met de kracht verwijdert van de natuur. Samenwerkend met haar, naast haar, streeft zij naar de abstractie van de natuur: zij vormt een nieuwe werkelijkheid.”
  • Bron: Piet Mondriaan, 'Nowa Plastyka (Neo-Plasticisme)', in Pools tijdschrift 'Europa', 30 november 1929, pp. 90-91
  • Aanhaling(en): Lodewijk Albert Veen, 'Deel II: De toelichtingen', in Het geschreven werk van Piet Mondriaan, dissertatie, Utrecht University Repository, 2011, p. 219
  • Mondriaan vond de situatie van de 'abstracte kunst' zwaar, omdat deze zich in het traditionele milieu van die tijd moeizaam overeind kon houden; desondanks schetst hij hier het perspectief ervan heel duidelijk
  • „Tot nu toe heeft de mens zich in slaap laten wiegen door de pathetische lyriek. [...] De pathetische lyriek is de artistieke expressie van het tragische. [...] zij bekleedt het tragische leven met een ongekende schoonheid. [...] zij schept een fictieve schoonheid: een illusie.”
  • Bron: Piet Mondriaan, tijdschrift Cercle et Carré, nr. 2, 1930
  • Aanhaling(en): Hendrika de Bruin, Piet Mondriaan, Vormleeropdracht, Hanze Hogeschool Groningen, 6 september 2011.

Citaten, 1935 - 1944[bewerken]

  • „Ik hield veel van Matisse, Van Dongen en anderen, maar al snel gaf ik de voorkeur aan de kubisten, vooral Picasso en Léger. Ik vond de weg die de kubisten hadden genomen de beste te midden van de toen levende abstracties (Kandinsky, futurisme enz.) [..] Maar meer en meer werd ik me ervan bewust dat het kubisme niet consequent is in zijn abstractie, iets wij mij noodzakelijk leek om de grootste kracht van en diepste schoonheid van de werkelijkheid, en van de mens, tot uitdrukking te brengen.”
  • Bron: Piet Mondriaan, 'Born in Holland', autobiografische tekst; 1941, p. 71; ongepubliceerd
  • Aanhaling(en): Wietse Coppes en Leo Jansen, in Nederlanders in Parijs, 1789 – 1914, eindred. Aggie Langedijk, uitgeverij Thoth, 2017, p. 242; ISBN 978-90-6868-741-5
  • Mondriaan gaf de Amerikaanse kunstcritica Charmion von Wiegand in april 1941 zijn eerste autobiografische aantekeningen: 'Born to Holland'; later volgden meer. In dit citaat kijkt Mondriaan terug op de jaren c. 1911-1914
  • „Ik had vooral een afkeer van beweging (mensen die dingen doen enz.). Ik schilderde wel graag bloemen, geen boeketten maar één bloem per schilderij.”
  • Bron: Piet Mondriaan, 'Born in Holland', autobiografische tekst; 1941, p. 71; ongepubliceerd
  • Aanhaling(en): Wietse Coppes en Leo Jansen, in Nederlanders in Parijs, 1789 – 1914, eindred. Aggie Langedijk, uitgeverij Thoth, 2017, p. 226; ISBN 978-90-6868-741-5
  • Dit citaat slaat op de jaren 1906-07, toen Mondriaan zich begon te interesseren in de theosofie en zo ook naar artistieke uitingen zocht van 'het universele'
  • „Wat als eerste veranderde in mijn schilderijen [circa 1907-08] was de kleur. Ik zag af van natuurlijke kleuren ten gunste van zuivere kleuren. Ik was tot het inzicht gekomen dat kleuren uit de natuur niet op doek zijn te reproduceren. Instinctief voelde ik dat het schilderen een nieuwe weg moest vinden om de schoonheid van de natuur tot uitdrukking te brengen.”
  • Bron: Piet Mondriaan, 'Toward the true vision of reality', pamflet bij eerste solotentoonstelling in galerie Valentine Gallery, New York s.d. 1942
  • Aanhaling(en): Wietse Coppes en Leo Jansen, in Nederlanders in Parijs, 1789 – 1914, eindred. Aggie Langedijk, uitgeverij Thoth, 2017, p. 226; ISBN 978-90-6868-741-5
  • Tenslotte zou Mondriaan alleen de primaire kleuren gaan gebruiken voor zijn geometrische vlakken binnen het schilderij, met zwarte balken ertussen als scheiding
  • „Nu is het enige probleem om ook deze lijnen te vernietigen door wederzijdse oppositie. [..] [in de kantlijn geschreven: Ik denk dat het destructieve element te veel wordt verwaarloosd in de kunst.”
  • Bron: Piet Mondriaan, brief uit 1943
  • Aanhaling(en): Carel Blotkamp, Mondriaan. Destructie als kunst, uitgeverij W Books B.V. 1994; ISBN 9789066304857
  • In de brief beschreef Mondriaan zijn artistieke leven als een opeenvolging van destructies; met de laatste was hij al doende bezig – het vernietigen van de horizotale en verticale lijn-constructie in zijn werk
  • „Nu pas [1943] word ik me ervan bewust dat mijn werk in zwart, wit en kleine kleurvlakken alleen maar 'tekenen' in olieverf is geweest. Bij het tekenen zijn de lijnen de voornaamste uitdrukkingsmiddelen. [..] In de schilderkunst echter worden de lijnen geabstraheerd door kleurvlakken, de begrenzingen van de vlakken vertonen zich als lijnen en behouden hun grote waarde..”
  • Bron: Piet Mondriaan, brief New York 1943, aan James Sweeney
  • Aanhaling(en): Marty Bax, (2001) Mondriaan compleet, Atrium, Alphen aan den Rijn 2001, p. 20; ISBN 90-6113-929-5
  • Kort daarop ontstonden zijn vrijere laatste werken zoals 'Victory Boogie Woogie', waarin de zwarte lijnstructuur verdween en er zijn slechts kleurvlakken te zien zijn. Het werk bleef onvoltooid; Mondriaan stierf 1 februari 1944

Citaten over Piet Mondriaan - chronologisch[bewerken]

  • „..Niet door zijn eigen inzending natuurlijk [van Mondriaan], die is vermoedelijk heel goed, hoewel ik [die] nog niet heb kunnen beoordeelen, omdat ik wèl pijn in mijn oogen kreeg van de kleuren en daardoor niet kan gewaarworden, dat het een zielsuiting was (een bewuste n.l. of een onbewust geslaagde)..”
  • Bron: Ja Sluijters, brief aan Cornelis Spoor, c. najaar 1910
  • Aanhaling(en): Helewise Berger, Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwollen & Noord Brabants Museum, Den Bosch, 2018, p. 81; ISBN 978-94-6258-291-0
  • Sluijters bekritiseerde terloops het felle kleurgebruik van Mondriaan, die toen al met zijn luministische 'Duinen' bezig was. Het was nota bene Sluijters zelf die Mondriaan in contact met het Franse luminisme had gebracht, enkele jaren daarvoor
  • „..zelfs Mondriaan, die op een onzalig oogenblik zich aan het dogma van het Cubisme onderwierp, heeft in een duinlandschap op een volkomen onverantwoorde wijze de [cubistische] methode toegepast, te goeder trouw meenend, dat de stompzinnige regelmaat van als langs een lineaal stijf en languit getrokken lijnen, de suggestie zou geven van een strenge rust en ruimte.”
  • Bron: Willem Steenhoff, 'Tentoonstelling van de Moderne Kunstkring in het Sted. Museum', in De Amsterdammer, weekblad voor Nederland, 15 oktober 1911
  • Aanhaling(en): Wietse Coppes en Leo Jansen, in Nederlanders in Parijs, 1789 – 1914, eindred. Aggie Langedijk, uitgeverij Thoth, 2017, p. 235; ISBN 978-90-6868-741-5
  • Steenhoff reageerde op werken van Mondriaan, in de tentoonstelling van de Moderne Kunst Kring, 1911, waar Mondriaan een reeks doeken exposeerde in strak-geschilderde lijnen en vormen, waaronder zijnDuinlandschap', 1911
  • „Mij komt het voor, dat Mondriaan hier zoover "buiten de natuurvormen" is gegaan, dat zijn werk geen kunst meer is. [..] Dat nu deed Mondriaan in dit werk [elke kenmerkende vorm vermijden van dingen - in zijn schilderij 'In de tuin', 1911-12], waarin men een boom en een paar daken meent te ontdekken, maar zonder zekerheid, dat men [dat] werkelijk goed ziet.”
  • Bron: Jan Kalff, 'Kunst te Nijmegen', in Algemeen Handelsblad 31 juli 1912, p. 6
  • Aanhaling(en): Joosten & Welsh, Piet Mondrian Catalogue Raisonne deel II, Abrams 1998, p. 454
  • Jan Kalff bekritiseerde Mondriaan dat er nauwelijks meer een herkenbare verwijzing naar de werkelijkheid te vinden is in zijn schilderkunst, waarmee deze buiten de wereld van de kunst treedt. Dit citaat illustreert zo de overgang naar zijn volledig abstracte kunst uit 1913-14
  • „Hoe men Piet Mondriaan, of zooals hij nu heet, Mondrian moet betitelen, weet geen sterveling. Zijn schilderijen vertoonen grijze plekken, doorsneden van grillige (voor mijn part 'rhythmische') lijnen, maar er is niemand ter wereld, die kan uitmaken wat de schilder ermee bedoelt en hij waarschijnlijk zelf ook niet.”
  • Bron: C.L. Dake, 'De Moderne Kunstkring', in De Telegraaf, 15 oktober 1912
  • Aanhaling(en): E. Langstraat, De reputatie van Leo Gestel - Een kunstkritische waarderingsgeschiedenis van zijn werk, Open Universiteit Nederland Kunst en Cultuurwetenschappen; Masterscriptie september 2019, pp. 43-44
  • Dit was kritiek op de eerste tentoonstelling waar de Nederlandse Cubisten zich duidelijk presenteerden. Kunstcriticus Jan Veth schreef hen een 'Open brief aan de Cubisten', waarin hij zich afvroeg wat ze hier in Nederland deden; hij hoopte dat ze weer snel zouden 'vertrekken'
  • „De opgave, die Mondriaan zich gesteld heeft voor 'Compositie no. 116', kan in hare uitvoering zeer geslaagd heeten. [..] Den indruk, die het maakt is Rust; de onbewogenheid der ziel. [..]Het gevoel dat ik bij het tableau 116 kreeg was rein-geestelijk; bijna religieus, doch minder enthusiastisch. [..] Het middel tot zoo weinig te beperken en dan met niets anders dan wat witte verf op een wit doek met horizontale en loodlijnen een zoo zuiveren kunstindruk te geven is bizonder.”
  • Bron: Theo van Doesburg, 'Moderne Kunst: Stedelijk Museum Amsterdam. Expositie Mondriaan, Leo Gestel, Sluiters, Schelfhout, Le Fauconnier.', in het blad Eenheid, jaargang 6, 6 november 1915, p. 2
  • Aanhaling(en): Hans Janssen, Piet Mondriaan: Een nieuwe kunst voor een ongekend leven, uitgeverij Hollands Diep, 2018; ISBN 9789048833580
  • Via deze kunstrecensie van Theo van Doesburg kwamen Mondriaan en hij met elkaar in contact, wat leidde tot een intensieve samenwerking en vriendschap tot 1925. Mondriaan gebruikte dus in 1915 al horizontale en verticale lijnen, aldus Van Doesburg
  • „..even onbelangrijk moet de tweede [tentoonstelling], van "La Section d’Or" genoemd worden, waar zelfs Mondriaan, die toch wel tot sommigen, – al zijn het ook maar enkelen – van zijn landgenooten spréékt, niet te verstaan is. Mij is het althans niet gelukt, uit zijn groote blokken, in de drie primaire kleuren gehouden, met zwarte en licht-grijze vlakken er tusschen, ook maar eenige schoonheids-aandoening te krijgen.”
  • Bron: (anoniem), Nieuwe Rotterdamsche Courant, 1 november 1920
  • Aanhaling(en): Singel Uitgeverijen, p. 76, noot 4: Section d’Or. Mondriaan noten
  • Betreft 'La Section d’Or – Paris. Kubisten en Neo-Kubisten', georganiseerd door de Rotterdamsche Kunstkring, 20 juni-4 juli 1920, Rotterdam. De gehele tentoonstelling werd door recensent N.N. afgewezen, maar Mondriaan specifiek - met naam en korte beschrijving
  • „Ben werkelijk na m’n laatste en grootste teleurstelling met m’n verhouding tot Mondriaan geheel tot mezelf teruggekeerd. ’t Is zeer zeker een nieuwe periode die binnenkort in den een of andere gestalte vruchten zal opleveren.”
  • Bron: Theo van Doesburg, brief 24 december 1924, aan architect Cornelis van Eesteren
  • Aanhaling(en): Evert van Straaten, 'Theo van Doesburg', in: De vervolgjaren van De Stijl 1922-1932, red. Carel Blotkamp; L.J. Veen, Amsterdam, Antwerpen, 1996) p. 38
  • Dit was een aankondiging van de definitieve breuk tussen Mondriaan en Van Doesburg, na 10 jaar samenwerking en vriendschap. Van Doesburg was bezig met zijn eerste 'Contra-composities' - zoals 'Studie voor Contra-compositie VI' inclusief de eerste diagonalen - die door Mondriaan werden verworpen
  • „Het is daarom verkeerd, wanneer Mondriaan in zijn artikel "Huis, straat, stad", schrijvende over de abstracte kunst en hare mogelijkheden het volgende zegt: "Met een beetje goeden wil zal het niet zoo onmogelijk zijn een aardsch paradijs te scheppen". Niet de kunst bepaalt de ontwikkeling van onze maatschappij, maar de maatschappelijke ontwikkeling wordt in de eerste plaats bepaald door de economische verhoudingen.”
  • Bron: Peter Alma, 'Kunst en samenleving'. Internationale Revue i10, no.7, juli 1927, pp. 241-244
  • Aanhaling(en): Lodewijk Albert Veen, 'Deel II: De toelichtingen', in Het geschreven werk van Piet Mondriaan, dissertatie, Utrecht University Repository, 2011, p. 198
  • Mondriaan en Peter Alma kenden elkaar goed uit de jaren in Laren, circa 1914-1916. Hier gaf de marxistische Alma echter stevige kritiek op zijn 'theosofische' vriend; Alma zocht naar een kunst die de arbeidersklasse diende
  • „..Mondriaan die met zijn vakjesschilderen alweer ouderwetsch is en waarlijk niemand meer boeit, wil met geweld tusschen dit steriel en cerebraal gepas-en-gemeet, en de jazz, verband zien, een verband dat mij ook na lezing van zijn artikel volkomen ontgaat [..] Al die theorieën zijn zoo goedkoop. Er zijn ook in dezen tijd duizenden en nog eens duizenden die geheel buiten de sfeer van jazz, bar en dancing leven, inderdaad nog altijd een meerderheid. Tellen zij niet mee? Integendeel, ik geloof dat zij dubbel tellen, en altijd dubbel hebben geteld.”
  • Bron: Cornelis Veth, in Maandblad voor Beeldende Kunsten 5, no.3, maart 1928, pp. 81-82
  • Aanhaling(en): Lodewijk Albert Veen, 'Deel II: De toelichtingen', in Het geschreven werk van Piet Mondriaan, dissertatie, Utrecht University Repository, 2011, p. 208
  • Cornelis Veth bekritiseert het artikel 'De Jazz en de Neo-plastiek' van Mondriaan, waarin hij relaties legde tussen zijn ('vakjes')-kunst en de jazz (eigenlijk de charleston, waar hij zelf graag en vaak op danste). Veth verweet Mondriaan dat de meeste mensen helemaal buiten het selecte mondaine leven van jazz en dancings leefden
  • „Men kan van iemand als Mondriaan zeggen [..] dat hij de cubistische strategie ten einde heeft gedacht, zooals geen der andere initiateurs. Wie zijn conclusies onbevooroordeeld leest, zal moeten erkennen, dat zijn evenwichtsdrang en zijn besef van de kunst als een functie in een levenscomplex, met dienende bestemming, weinig afwijkt van hetgeen wij in de vorige eeuw als een droomkracht met groote spanning uit de romantici der ambachtelijke renovatie zagen opgaan.”
  • Bron: A.M. Hammacher,, 'Czaky en de beeldhouwkunst', in Elsevier’s Maandblad 42, 6 juni 1932
  • Aanhaling(en): Singel Uitgeverijen, p. 96, noot 5: 'Novalis', Mondriaan noten
  • A.M. Hammacher zag Mondriaan als voortzetter èn afsluiter van het kubisme; hij zag bovendien een relatie tussen het werk van Mondriaan en dat van de droomwereld van de Romantici
  • „De bloemen-serie – de beste ervan zijn aquarellen – is uit bepaalde oogpunten een bijzonder geval. Ze waren gemakkelijk verkoopbaar [..] maar deze serie blijft tot aan het einde geïnspireerd. M. [= Mondriaan] heeft erkend, dat sommige hem groote innerlijke spanningen hebben gekost, en concentratie. Soms in het tijdvak omstreeks 1925, verscheurdheid en volgens hem zelf 'pijn', maar hij werd gedreven ze te maken; hij heeft ze moeten maken, niet uit geldgebrek in de eerste plaats, maar uit innerlijke noodzakelijkheid, alsof hij met ze af moest rekenen.”
  • Bron: Albert van den Briel, c. 1935?
  • Aanhaling(en): Léon Hanssen, 't is Alles een Groote Eenheid, Bert. Piet Mondriaan, Albert van den Briel en hun Vriendschap. Aan de Hand van Brieven, Documenten en Fragmenten, uitgeverij Joh. Enschede en Zonen, 1988; ISBN 9070024470
  • Mondriaan schilderde per keer slecht één bloem, die hij meestal bij de bloemenstal kocht. Hij bleef bloemen schilderen naast zijn abstracte werk, zelfs tot in zijn laatste jaren in New York. Van den Briel was een oude vriend, nog uit zijn landschapschildertijd
  • Eekman is naar Parijs gegaan en heeft daar onmiddellijk den invloed van Mondriaan ondergaan; ook de tweeledigheid van Mondriaan in dien tijd: Het puritanisme en de wereldlijke zijde, die hij in cafés en dancings in vervulling deed gaan. Eekman heeft toen doelbewust den monnik in Mondriaan, het maken van abstracties nagestreefd en is daarbij, volgens eigen oordeel, misschien te theoretisch te werk gegaan.”
  • Bron: anoniem, 'Eekman over eigen werk. Kunstzaal Joh. D. Scherft', in Het Vaderland. Staat- en letterkundig nieuwsblad, 26 januari 1936
  • Aanhaling(en): Singel Uitgeverijen, p. 379, noot 4: modern breugeliaans realisme. Mondriaan noten
  • In de jaren dertig had Eekman een atelier aan de Rue de Seine; ook Jef Last schreef na een atelierbezoek bij Eekman in 1934: "..er is een tijd geweest, dat Eekman, onder invloed van Mondriaan, bijna den weg opging van het volkomen abstracte."
  • „Drie dagen voordat hij naar het ziekenhuis werd gebracht [januari 1944] was hij begonnen aan een drastische herziening van zijn nieuwste schilderij [ Victory Boogie Woogie ] dat al praktisch klaar was om tentoongesteld te worden en waaraan hij niet minder dan negen maanden [van 1943] constant gewerkt had.”
  • Bron: Johnson Sweeney, necrologie over Mondriaan, 1944
  • Aanhaling(en): MIP, 'Piet Mondriaan', 365dagenproject, juni 2013
  • Ook de journaliste Charmion Von Wiegand zag dat op 17 januari 1944 waren alle stroken plakband vrijwel verwijderd: .."het heeft een meer dynamische kwaliteit gekregen en er lijken meer kleine vierkantjes van plakband in verschillende kleuren op te zijn aangebracht". Het schilderij is onvoltooid gebleven
  • „Mondriaan, de Boeddha van de schilderkunst. Ik heb hem eens gezien. Je vroeg je af hoe een mens zo'n uitstraling kon hebben. misschien is hij te trouw geweest aan een vinding. En dan, die schilderkunst paste bij die tijd. Maar nu zijn de vrede, de harmonie, niet meer mogelijk. Er is niets dan de angst. Hij heeft in de helderheid gewerkt, ik werk in de duisternis. [..] Mondriaan, de constructivisten, die hadden zekerheden, zij wilden zich op stabiele grond bevinden, maar ik ben toch bang dat daarin een grote trots ligt.”
  • Bron: Bram van Velde, 'Entretien avec Bram van Velde', Putman / Lamarche-Vadal, in Artiste nr. 7, 1981
  • Aanhaling(en): Erik Slagter, 'Portfolio/Bram van Velde: Paroles', in Maatstaf, Jaargang 40, 1992, p. 31
  • Inderdaad schreef Mondriaan nooit over het duister of de dreigingen en angst in het leven, waar Bram van Velde zich sterk bewust van was

Galerij van werken[bewerken]

Externe links[bewerken]