Matthieu Wiegman
Uiterlijk
Matthieu Wiegman ((Zwolle, 31 mei 1886 – Bergen (Noord-Holland), 5 april 1971) was een Nederlandse kunstschilder van het landschap; ook maakte hij muurschilderingen, glasramen en mozaieken met religieuze taferelen..
Citaten van Matthieu Wiegman - chronologisch
[bewerken]Citaten voor 1940
[bewerken]- Bron: Matthieu Wiegman 1916, titel van zijn eerste religieuze schilderij
- Aanhaling(en): P.J.F. Worm & Christine Wiegman, Matthieu – Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman., eigen druk; drukkerij Haver & Co BV., Arnhem, 1986, p. 44
- Dit schilderij werd door Wiegman kort na 1916 aan het Stedelijk Museum Amsterdam aangeboden, maar geweigerd. Rond 1920 kocht Piet Boendermaker het doek
- „Is een appel in de hemel mooier dan op aarde?”
- Bron: Matthieu Wiegman c. 1920-30, vraag aan Pieter Talma, tijdens diens inwijdingsdag tot priester
- Aanhaling(en): P.J.F. Worm & Christine Wiegman, Matthieu – Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman., eigen druk; drukkerij Haver & Co BV., Arnhem, 1986, p. 6
- Zijn hele leven heeft Wiegman de schoonheid van het aardse leven willen uiten in zijn kunst, maar ook wilde hij het verband verbeelden tussen de zichtbare en de onzichtbare / goddelijke wereld
- „De Koren der engelen”
- Bron: Matthieu Wiegman c. 1928, titel van zijn mozaïek in de kerk 'Onze Lieve Vrouwe van Altijddurende Bijstand', te Bilthoven
- Aanhaling(en): P.J.F. Worm & Christine Wiegman, Matthieu – Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman., eigen druk; drukkerij Haver & Co BV., Arnhem, 1986, p. 16
- De engelenkoren in de absis achter het altaar voltooide Wiegman in 1928, zie: informatie over de betreffende kerk
- „Wat u vertelt over mijn dronkenschap zou ik graag willen toelichtenDe kunst is het rythmisch spel van de vruchtbaarheid van alles wat leeft, het rythme van de drift en met die drift kristalliseert de kunstenaar een hogere wereld.”
- Bron: Matthieu Wiegman opmerking c. 1929
- Aanhaling(en): Bernadette Van Hellenberg Hubar, De genade van de steiger, Walburg Pers 2013, pp. 422-423 / Matthieu – Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman., P.J.F. Worm & Christine Wiegman, eigen druk; drukkerij Haver & Co BV., Arnhem, 1986, p. 105
- In zijn verweer tegen Mgr. Poels die - tijdens een rondleiding op zijn tentoonstelling in Rolduc - Wiegmans werken als resultaat van dronkenschap benoemde. Wiegmans hoorde dit en ging erop in
- „De doelstelling van de kunst is een moeilijk onderwerp. Een boom kan je tweeërlei zien, als een zakelijk object waar je planken uit kan zagen, maar ook als een verbinding tussen hemel en aarde.”
- Bron: Matthieu Wiegman opmerking c. 1929
- Aanhaling(en): Bernadette Van Hellenberg Hubar, De genade van de steiger, Walburg Pers 2013, pp. 422-423 / Matthieu – Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman., P.J.F. Worm & Christine Wiegman, eigen druk; drukkerij Haver & Co BV., Arnhem, 1986, p. 105
- verdere uitleg over zijn schilderkunst aan Mgr. Poels, tijdens een rondleiding op zijn tentoonstelling in Rolduc
- „De doelstelling van de kunst is zwarter dan zwart en witter dan wit, dus uitersten. Dan hindert het niet of je heiligen of appeltjes schildert.”
- Bron: Matthieu Wiegman opmerking c. 1929
- Aanhaling(en): Bernadette Van Hellenberg Hubar, De genade van de steiger, Walburg Pers 2013, pp. 422-423 / Matthieu – Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman., P.J.F. Worm & Christine Wiegman, eigen druk; drukkerij Haver & Co BV., Arnhem, 1986, p. 105
- Wiegman schilderde beide onderwerpen, maar veel meer - zoals zijn vele landschappen. Hij heeft zichzelf nooit als een uitsluitend religieuze schilder gezien, volgens eigen zegge
Citaten, 1940 - 1955
[bewerken]- „Er is nooit een [Bergense] "school" geweest. Een school met een leraar en leerlingen. Als vogels zijn de schilders in Bergen neergestreken, aan de rand van het schone dorp. Zij wilden de ruimte zien, want de ruimte is hun domein.”
- Bron: Matthieu Wiegman, opmerking 1942, in 'Matthieu Wiegman – niet alles wat in kerken geschilderd wordt, is religieus', in De Bergensche School, uitgeverij Strengholt, 1943; herdruk Pirola, Schoorl, 1995, p. 81; ISBN 90-9008916-0
- Aanhaling(en): Maria Smook-Krikke, Herman Plomper, 'Verhuizen was zijn vak, verzamelen zijn passie', in Bergense Kroniek, februari 2009, p. 3
- Dit citaat van Wiegman verwijst naar de kunstenaarsgroep van de Bergense School, ontstaan vanaf circa 1915
- „Men noemde ons de idiote schilders. Ik vond dit zoo typeerend, dat ik eens in Groningen, waar ik een lezing met lichtbeelden hield, betoogde, dat wij allen als idioten in Bergen kwamen, maar dat daar een nog grootere idioot was, die het werk kocht.”
- Bron: Matthieu Wiegman, opmerking 1942, in 'Matthieu Wiegman – niet alles wat in kerken geschilderd wordt, is religieus', in De Bergensche School, uitgeverij Strengholt, 1943; herdruk Pirola, Schoorl, 1995, p. 82; ISBN 90-9008916-0
- Aanhaling(en): Antoon Erftemeijer, Zó Hollands Het Hollandse landschap in de Nederlandse kunst sinds 1850, Frans Hals museum / De Hallen, Haarlem 2011, p. 63
- Wiegman was al in 1911 in Bergen neergestreken, kort na zijn academie-jaren in Amsterdam. De genoemde koper was de kunstverzamelaar Piet Boendermaker die van veel Bergense School-schilders werken kocht en een aantal van hen maandgeld gaf, in ruil voor werk
- „Door Gestel was ik in contact gekomen met den heer Boendermaker. Gestel toonde veel belangstelling voor mijn werk. Hij bezocht mij met Boendermaker, vlak na mijn luministische periode. Ik had juist alles verbrand. [..] Ik had dit echter gedaan, omdat ik dan weer vooruit kon zien [..] Het nieuwe greep mij echter zoo, dat ik het oude [luminisme] niet meer zien wilde en het nieuwe was toen voor mij het expressionisme. Nu [1943] houd ik niet meer van eenig isme.”
- Bron: Matthieu Wiegman, opmerking 1942, in 'Matthieu Wiegman – niet alles wat in kerken geschilderd wordt, is religieus', in De Bergensche School, uitgeverij Strengholt, 1943; herdruk Pirola, Schoorl, 1995, pp. 82-83; ISBN 90-9008916-0
- Aanhaling(en): Antoon Erftemeijer, Zó Hollands Het Hollandse landschap in de Nederlandse kunst sinds 1850, Frans Hals museum / De Hallen, Haarlem 2011, p. 63
- De schilder Leo Gestel adviseerde Boendermaker vaak en bracht hem zodoende in contact met diverse schilders in Bergen, zoals in dit geval met Wiegman
- „Ja, ik was inderdaad een bewonderaar van Van Gogh, maar toch werkte ik anders. Typeerend daarvoor is de opmerking van mijn ouden leermeester, Prof Allebé, toen hij mijn eerste tentoonstelling te Amsterdam aan het Spui bezocht. Hij zeide "Van Gogh moet je mooi vinden, maar dit is mooi" Je begrijpt dat ik dat overdreven vond, maar ik voelde mij er zeer door vereerd.”
- Bron: Matthieu Wiegman, opmerking 1942, in 'Matthieu Wiegman – niet alles wat in kerken geschilderd wordt, is religieus', in De Bergensche School, uitgeverij Strengholt, 1943; herdruk Pirola, Schoorl, 1995, p. 82; ISBN 90-9008916-0
- Aanhaling(en): Antoon Erftemeijer, Zó Hollands Het Hollandse landschap in de Nederlandse kunst sinds 1850, Frans Hals museum / De Hallen, Haarlem 2011
- Matthieu Wiegman werd met name beïnvloed door het werk van Paul Cezanne, wat hij zelf herhaaldelijk heeft gezegd en geschreven
- „Als jonge man heb ik verlangd naar de Romeinen; dat zit me in mijn bloed; maar nu pas begin ik het grootsche van Holland en vooral van Noord-Holland te begrijpen. In Frankrijk is het rhythme levendiger; hier is het zwaarder, maar geweldig mooi. Dat komt door de wonderlijke vorming van het land, de luchten, het water en de zee, die het sombere landschap zoo rijk maken.”
- Bron: onbekend
- Aanhaling(en): Antoon Erftemeijer, Zó Hollands Het Hollandse landschap in de Nederlandse kunst sinds 1850, Frans Hals museum / De Hallen, Haarlem 2011, p. 63
- Vanaf 1941 verbleef Wiegman veel meer in Nederland dan in de tijd daarvoor
- „Ik schilder alles, ik ben schilder en een stilleven met fruit is ook een religieus schilderij, als het kunst is, want kunst is geïnspireerd op religie. [..] De grondgedachte is steeds de vrijmaking van de stof. Religie is het bevrijden van den geest van de gebondenheid aan de aarde.”
- Bron: Matthieu Wiegman notitie 1942, in Matthieu – Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman., eigen druk; drukkerij Haver & Co BV., Arnhem, 1986
- Aanhaling(en): D.A. Klomp , 'Matthieu Wiegman – niet alles wat in kerken geschilderd wordt, is religieus', in De Bergensche School, uitgeverij Strengholt, 1943; herdruk Pirola, Schoorl, 1995, p. 83; ISBN 90-9008916-0
- Vele keren merkte Wiegman op dat kunst en religie direct en innig met elkaar verbonden waren. Maar hij kon moeiteloos switchen van een religieus motief naar een werelds motief - en andersom
Citaten vanaf 1955
[bewerken]- „Een voorbeeld voor alle kunstenaars, die directheid en die eenvoud.”
- Bron: Matthieu Wiegman 1967, opmerking in huiselijke kring
- Aanhaling(en): P.J.F. Worm & Christine Wiegman, Matthieu – Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman., eigen druk; drukkerij Haver & Co BV., Arnhem, 1986, p. 18
- Zijn oudste achterkleindochter Tessa (7 jaar) maakte voor hem een tekening van een bloem op zijn verjaardag, 31 mei 1967; hij liet de tekening inlijsten en nam hem altijd mee op reis
laatste herinneringen, in klad geschreven
- Deze herinneringen schreef Wiegman in de eerste maanden van 1971 in klad, kennelijk met de bedoeling om ze daarna in een definitieve versie uit te schrijven.
- „Mijn vader waarschijnlijk van Slavische afkomst - Dit verklaart de opgewektheid en religieuze kant in mijn werk, alsmede de melancholieke hang naar de Romaansche kunst – Reeds in mijn jonge jaren werd dit naar voren gebracht door de criticus? ….Just Havelaar -”
- Door sommige critici werd deze traditionele hang naar de oude Romaansche kunst in zijn religieuze werk hem juist verweten; dat hij geen werkelijk nieuw begin kon maken in de religieuze kunst
- „Reeds ten tijde van mijn studie aan de R-A-v.B.K. werd ik getroffen door de passage “Ik weet dat mijn verlosser leeft” (in de Mattheuspassie van Bach) waaruit later mijn ‘Job’ ontstond – Vooral “de drie vrienden” van Job ontmoette ik in mijn leven – Zij waren steeds ‘de ijdele’, de ‘Teoloog’ en de ‘sexueel nieuwsgierige’, die de evoluerende Job niet konden volgen.”
- Wiegman beschrijft hier een belangrijke inspiratiebron in zijn werk, die hij nog in 1965 als motief gebruikte in een werk voor zijn vriend de schrijver Anthony van Kampen
- „..St. Joannes de dooper, wiens stem niet doofde, in de put waar hij gevangen zat, was het beeld van de nimmer zwijgende ‘mistiek’ als een nieuwe loot voor de geboorte van het christendom – “wie na mij komt is de Verlosser””
- „De vele stillevens die ik vervaardigde steunen mij [in zijn religieuze werk] als een structuur voor de compositie – Evenzoo de landschappen als een achtergrond daarvan -”
- Opvallend in dit citaat is dat op late leeftijd Wiegman zijn eigen stillevens en landschappen meer als 'dienend' zag voor zijn religieuze werken dan vroeger in zijn leven
- „Cezanne was voor mij een openbaring . En toen mij ééns gevraagd werd in mijn jonge jaren, waarom? Was mijn antwoord “omdat het [werk van Cezanne] zoo natuurlijk is gegroeid. [..] Het misterie in het kunstwerk ook bij van Gogh is niet het doen, maar het worden gedaan – De gedrevenheid”
- Al kort na zijn academiejaren circa 1910 leerde hij het werk van Paul Cezanne kennen. Steenhoff, die toen aan de Academie verbonden was, vroeg hem in die tijd waarom hij Cezanne zo waardeerde. "Omdat zijn werk zoo ongeloofelijk eenvoudig is!" antwoordde de jonge schilder
- Bron: Matthieu Wiegman januari - maart 1971, 'herinneringen', in kladversie geschreven
- Aanhaling(en): P.J.F. Worm & Christine Wiegman, Matthieu – Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman., eigen druk; drukkerij Haver & Co BV., Arnhem, 1986, pp. 118-121
- „'De twee witte engelen'”
- Bron: Matthieu Wiegman, titel van zijn laatste schilderij
- Aanhaling(en): P.J.F. Worm & Christine Wiegman, Matthieu – Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman., eigen druk; drukkerij Haver & Co BV., Arnhem, 1986, p. 113
- titel van zijn laatste schilderij uit 1971 dat hij net niet meer kon afmaken; het stond naast zijn sterfbed
Citaten, ongedateerd
[bewerken]- „..de ontroering door het geschapene.”
- Bron: Matthieu Wiegman, ongedateerd
- Aanhaling(en): Karel Numan 2011, 'Wiegman, Matthieu (1886-1971) - Kunstschilder, tekenaar, wandschilder en glazenier', Geschiedschrijving, website Westfries Genootschap, 2011
- Ondanks zijn vele religieuze schilderijen noemde Wiegman zichzelf geen religieus schilder, want elke goede kunstuiting was voor hem per definitie religieus
- „Een sleetje knippen met een kind op je schoot is even belangrijk als het maken van een schilderij.”
- Bron: Matthieu Wiegman ongedateerd, opmerking in huiselijke kring
- Aanhaling(en): P.J.F. Worm & Christine Wiegman, Matthieu – Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman., eigen druk; drukkerij Haver & Co BV., Arnhem, 1986, p. 16
- Dit citaat drukt goed zijn omgang met de (klein)kinderen uit en hoe belangrijk hij het contact met hen vond
- „De witte stralen van het licht / glanzen over mijn gezicht / als ik ’s morgens ’t slapen moe / het zwarte venster open doe [..] De heks heeft zwarte haren / En een wit gezicht. / De muggen vliegen om de lamp / Naar het witte licht.”
- Bron: Matthieu Wiegman 2 gedichtjes, in gedichtencyclus bij illustraties, Zwart en Wit – opgedragen aan mijn kleinkinderen, op website van Caput Ovis
- Aanhaling(en): P.J.F. Worm & Christine Wiegman, Matthieu – Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman., eigen druk; drukkerij Haver & Co BV., Arnhem, 1986, p. 33
- Bijna elk gedichtje gaat over 'het licht' en over de tegenstelling 'wit-zwart' - termen die voor hem essentieel zijn voor zijn eigen kunst
Citaten over Matthieu Wiegman - chronologisch
[bewerken]- „..dat hij in z’n kunst, in z’n uitingswijze teveel kind van zijn tijd is geweest: hij is niet alléén, en geheel opnieuw – zoals de katakomben-kristenen – begonnen. Het is aan deze, onze tijd, aan òns geslacht: opnieuw te beginnen.”
- Bron: Henri Bruning, geciteerd in 'Twee werkelijkheden' Jan Engelman, in De Nieuwe Eeuw, 27 mei 1926, p. 1100
- Aanhaling(en): Annemarie Timmer-van Eunen , Men voelt het of men voelt het niet: de kunstkritiek van Jan Engelman, proefschrift, Universiteit van Groningen, 12-06-2021, p. 150
- In tegenstelling tot Jan Engelman vond Bruning dat Wiegman niet voldoende brak met de traditionele katholieke traditie in zijn kerkwandschilderingen en religieuze schilderijen; hij had volledig opnieuw moeten beginnen. Overigens waardeerde hij Wiegmans' religieuse kunst sterk
- „..[aan de ene kant] De kroning van Maria, [aan de andere kant] De aartsengel Michael met de zevenkoppige draak..”
- Bron: pastoor Hubertus Hoosemans c. 1928, geschreven opdracht aan Matthieu Wiegman voor twee wandschilderingen in de Rozenkranskerk aan de Jacob Obrechtstraat in Amsterdam
- Aanhaling(en): P.J.F. Worm & Christine Wiegman, Matthieu – Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman., eigen druk; drukkerij Haver & Co BV., Arnhem, 1986, p. 95
- Een bisschoppelijke commissie keurde zijn eerste ontwerp van Maria af: "te geprononceerd" (teveel blote boezem); Wiegman wijzigde daarop zijn ontwerp. Ook schilderde hij later 'Het Heilig Hart' en maakte er diverse glas-in-loodramen
- „Zonder twijfel toch behoort Matthieu Wiegman tot de begaafdste van deze zo zeer geschakeerde groep schilders in Bergen. Het is niet de eerste keer dat ik deze zekerheid neerschrijf.”
- Bron: Albert Plasschaert, 1931 'Voorwoord', in catalogus Matthieu Wiegman Tentoonstelling van schilderijen, 7 februari - 7 maart 1931
- Aanhaling(en): P.J.F. Worm & Christine Wiegman, Matthieu – Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman., eigen druk; drukkerij Haver & Co BV., Arnhem, 1986, p. 86
- Al in 1912 was Albert Plasschaert enkele werken van de jonge Wiegman opgevallen, en zag daarin een 'ongewone bekwaamheid'.
- „Maar Matthieu is niet alleen een schilder van mensen, hij is dat ook van het landschap en van het stilleven. Van een EIGEN landschap en van een EIGEN stilleven. Zeker vanaf 1916 krijgen zijn stillevens een plaats voor de eeuwigheid.”
- Bron: Albert Plasschaert, 1931 'Voorwoord', in catalogus Matthieu Wiegman Tentoonstelling van schilderijen, 7 februari - 7 maart 1931
- Aanhaling(en): P.J.F. Worm & Christine Wiegman, Matthieu – Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman., eigen druk; drukkerij Haver & Co BV., Arnhem, 1986, p. 86
- Met name het Hollandse landschap zag Plasschaert graag door Wiegman geschilderd; hij was dan ook blij dat de schilder na zijn Franse periode (circa 1926) definitief naar Nederland terugkwam.
- „Matthieu Wiegman is evenwel niet te annexeren; hij is gebleven wat hij van den beginne af was: een persoonlijkheid; beslist, trouwe aan zijn beginselen, maar niet ongenaakbaar noch hooghartig, vol respect voor de mensen en de dingen en dit omdat hij gehoorzaamt aan een heilige overtuiging.”
- Bron: Paul Haimon, 'Inleiding', in tentoonstellingcatalogus van Bonnefantenmuseum, Maastricht, december 1958
- Aanhaling(en): P.J.F. Worm & Christine Wiegman, Matthieu – Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman., eigen druk; drukkerij Haver & Co BV., Arnhem, 1986, p. 103
- Ook al verbleef Wiegman veel in Limburg; hij voelde zich sterk aangetrokken tot Rolduc en verbleef daar vaak; toch begreep Haimon dat Wiegman uiteindelijk telkens weer naar Bergen terug ging
- „Zodra Wiegman trachtte zijn religieuze overtuiging in kunst om te zetten, schoot zijn talent tekort. Het 'Laatste Avondmaal' bijvoorbeeld, geschilderd in 1924, leidde tot een resultaat dat, vergeleken bij vroegere, realistische doeken, een onmiskenbare achteruitgang betekent.”
- Bron: Charles Wentinck, De Nederlandse schilderkunst sinds Van Gogh, Het Spectrum, Utrecht / Antwerpen, 1959
- Aanhaling(en): Renée Smithuis, De Bergens School – De eerste Hollandse Expressionisten, 1914-1925, uitgeverij Waanders, Zwolle, 2015; p. 41 noot 68 ISBN 978-94-6262-050-6
- Dit citaat is een duidelijk voorbeeld van een kritisch commentaar op zijn religieuze kunst
- „Matthieu Wiegman heeft altijd een program [..] Zijn welgeordend uitbeelden in zuivere maat heeft [laten zien] [..] hoe voornaam en heilig de dingen in die wereld zijn [..] Midden in het leven staande, wilde hij de abstracte kunst slechts als zuivering zien en niet als bodem. Hij heeft geduld gehad. Wie hem kent, weet bevestigend dat hij geen vijand is van het abstracte.”
- Bron: J.M. Lücker, 'Voorwoord', in catalogus van tentoonstelling, Rijksacademie voor Beeldende Kunsten, Amsterdam, 1966
- Aanhaling(en): P.J.F. Worm & Christine Wiegman, Matthieu – Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman., eigen druk; drukkerij Haver & Co BV., Arnhem, 1986, p. 105
- Deze solotentoonstelling was gehouden ter ere van zijn 80ste verjaardag; hij werd toen ook geridderd in de orde van Oranje Nassau. Zijn schoonzoon Lücker schreef het voorwoord en beschreef zijn verhouding tot 'het abstracte' in de kunst
Externe links
[bewerken]- biografie van Matthieu Wiegman, op website Westfries Genootschap
- afbeeldingen van werken van Matthieu Wiegman