Ludwig Feuerbach

Uit Wikiquote
Dit lemma over Ludwig Feuerbach is voorgedragen ter (her)beoordeling aangezien alle citaten een of meer van de volgende onopgeloste problemen vertonen
    Van een of meer citaten ontbreken primaire bronnen (die ondersteunen dat dit citaat inderdaad is uitgesproken door deze persoon).
    Van een of meer citaten ontbreken secundaire bronnen (die aantonen dat elk citaat inderdaad door anderen in het Nederlandse taalgebied wordt aangehaald).
    Van een of meer anderstalige citaten ontbreekt het citaat in de oorspronkelijke taal.
    Dit lemma heeft nog wat opknapwerk nodig om in de afgesproken stijl van Wikiquote te worden gebracht.

Help mee te voorkomen dat dit lemma wordt verwijderd. Nadat een lemma geplaatst is op de Te (her)beoordelen pagina's, heeft iedereen de tijd om de gesignaleerde problemen te verhelpen en daardoor het lemma te behouden. Als na verloop van tijd de problemen niet (in voldoende mate) zijn opgelost, zal het lemma worden verwijderd. Verwijder dit sjabloon alleen indien er op de pagina ter herbeoordeling overeenstemming is bereikt, zodat het lemma behouden kan worden.
LET OP: Gelieve geen nieuwe incomplete citaten aan deze pagina toe te voegen. Deze kunnen zo nodig op Overleg:Ludwig Feuerbach worden toegevoegd, onder een hoofdje {{onvolledig}}

Ludwig Feuerbach (28 juli 1804 - 13 september 1872) was een Duits atheïstische filosoof die befaamd werd met zijn theorie dat het christendom en alle andere religies slechts een afspiegeling vormden van de essentie van de mens.

Het Wezen van het christendom[bewerken]

  • Indien ik van nature slecht en onheilig ben, hoe kunnen dan heiligheid en goedheid objecten van mijn gedachten zijn? Als mijn hart boosaardig is, mijn denken verdorven, hoe kan ik begrijpen en voelen dat het heilige het heilige is, het goede het goede is? Hoe kan ik een mooi schilderij mooi vinden als mijn ziel van nature lelijk zou zijn, en dus in de onmogelijkheid verkeer esthetische schoonheid te ervaren? Dat wat absoluut tegen mijn natuur is, met wat ik niets gemeen heb, kan ik niet denken of voelen. (…) Het heilige is een verwijt voor mijn zondigheid; erin herken ik mezelf als een zondaar, maar in mijn idee van heiligheid verwijt ik mezelf om niet te zijn wat ik zou moeten zijn.
  • Wie kan compassie geven, zonder de behoefte om het te willen? Rechtvaardigheid zonder de ervaring van onrechtvaardigheid? Vrolijkheid zonder de ervaring van wanhoop? Gij moet eerst voelen wat een ding, want anders zou gij het nooit leren kennen.
  • Wie heeft niet de kracht van liefde ervaren, of heeft er op zijn minst over gehoord? Wie is de sterkste — liefde of de individuele mens? Bezit de mens liefde, of is het eerder liefde die de mens bezit? Wanneer, aangezet door liefde, iemand graag zijn leven opoffert voor zijn geliefde, is dit zijn eigen kracht die hem de dood doet overwinnen, of is het eerder de kracht van de liefde? En wie heeft er niet de stille kracht van de rede ervaren, als hij de denkactiviteit echt heeft ervaren? Wanneer ondergedompeld in diepe reflectie, gij zowel uzelf en uw omgeving vergeet, zijt gij het dan die de rede controleert, of is het eerder de rede die u controleert en in beslag neemt. Is het niet de rede die haar grootste triomf over u viert in uw geestdrift voor wetenschap? Is niet de drijfveer naar kennis gewoonweg een onweerstaanbare en overweldigende kracht?
  • Liefde versterkt het zwakke en verzwakt het sterke, verlaagt het hoge en verhoogt het lage, idealiseert materie en materialiseert het geestelijke. Liefde is de ware eenheid van God en de mens, van geest en natuur. In liefde is dagelijkse natuur geest en is de voorverhevene geest natuur. Liefde is aards; immateriële liefde is een hersenschim. (…) Alleen liefde maakt de nachtegaal een zangeres; alleen liefde geeft de plant haar bloemkroon. En tot welke wonderen is liefde niet in staat in ons sociaal leven! Wat geloof, geloofsbelijdenis, opinie verdeelt, verenigt liefde. Liefde, grappig genoeg, identificeert zelfs de Hoge adel met het volk. Wat de oude wijzen zegden over God, dat hij de hoogste en toch het gewoonste wezen is, is in werkelijkheid toepasselijk op liefde, en dan geen visionaire, ingebeelde liefde — Nee! Een ware liefde, een liefde van vlees en bloed.
  • Wat is het einddoel van rede? Rede. Van liefde? Liefde. Van willen? De vrijheid van willen. Wij streven kennis na om te kennen; liefde ten einde lief te hebben; willen om te willen, dit om vrij te zijn. Echt Zijn is in staat zijn om te denken, lief te hebben, en te willen. Enkel dat wat bestaat ter wille van zichzelf is waar, volmaakt, en goddelijk. Maar dat is liefde, dat is rede, en dat is wil. (…) Rede (verbeelding, fantasie, begrip, mening), wil, en liefde of hart zijn krachten die de mens niet bezit, terwijl hij niets is zonder hen, maar is wat hij is door hen. Als elementen die zijn essentie uitmaken die hij noch bezit of aanmaakt, zijn zij de absolute krachten waartegen hij machteloos staat om weerstand te bieden.

Concerning Spiritualism and Materialism[bewerken]

Wikiquote Wikipedia heeft een artikel over Ludwig Feuerbach.