Jan Sluijters

Uit Wikiquote
Portret van Jan Sluijters door Kuno Brinks, 1958, gravure op papier
Informatie bij zusterprojecten:
artikel in Wikipedia
media bij Commons
Informatie in externe bronnen:
BP pagina in Biografisch portaal
DBNL pagina in DBNL
KB pagina in KB-catalogus
RKD pagina in RKD

Jan Sluijters ('s-Hertogenbosch, 17 december 1881 - Amsterdam, 8 mei 1957) was een Nederlandse schilder in de figuratieve stijl. Samen met Piet Mondriaan en Leo Gestel was hij één van de drie pioniers van het Nederlands Luminisme..

Citaten van Jan Sluijters - chronologisch[bewerken]

Citaten, vanaf 1905[bewerken]

  • „..in een paarsche nevel, trillend van warmte en licht, alles omdoezeld en samensmeltend, was het één droomerige bedwelmende schoonheid. Ik zou graag getracht hebben dat te schilderen.”
  • Bron: Jan Sluyters, brief uit Napels 9 juli 1905, aan aan Commissielid J.A. Sillem
  • Aanhaling(en): Helewise Berger, Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwolle & Noord Brabants Museum Den Bosch, 2018 p. 15; ISBN 978-94-6258-291-0
  • Op een 'impressionistische' manier beschrijft Sluyters in dit citaat het uitzicht over de baai van Napels aan Simons, die zelf het impressionisme erg kon waarderen. Een maand later beschreef Sluyters hem een kleurige kleine studie uit Venetië
  • „..Het was mij dus een geweldigen tegenslag toen U mij voorstelde, juist dat [werk] te schrappen, wat ik het liefst geplaatst zou zien.”
  • Bron: Jan Sluyters, brief 1 december 1905, aan prof. August Allebé
  • Aanhaling(en): Helewise Berger, Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwollen & Noord Brabants Museum, Den Bosch, 2018, p. 15; ISBN 978-94-6258-291-0
  • 'Portret van een Vrouw', dat Sluyters in Rome in 1905 en had ingezonden voor de expositie van de Prix de Rome-werken in het gebouw van de Rijksacademie Amsterdam, was door Allebé geweigerd; Sluiters' verzet had echter resultaat
  • „..daar ik plan heb studies te maken van het leven op de boulevards en in de cafés en van de interessante stadsgedeelten [van Parijs]..”
  • Bron: Jan Sluyters, brief uit Parijs 22 mei 1906, aan commissielid J.A. Sillem
  • Aanhaling(en): Helewise Berger, Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwollen & Noord Brabants Museum, Den Bosch, 2018, p. 22; ISBN 978-94-6258-291-0
  • De door hem gewonnen Prix de Rome in 1904 maakte het Sluyters (op strenge voorwaarden, echter!) – financieel mogelijk vanaf 1905 een lange studiereis te maken door Italië en Spanje. In 1906 eindigde deze onverwachts in het door hem fel begeerde Parijs, waar immers de modernste kunst te zien was
  • „Zoo heb ik ’n zestal studies van een kermis bij de "Pont Alexandre", 'n figuurstudietje bij de Seine, een caveau, waar de venters van de Hallen ’s nachts samenkomen voor hunne arbeid [..] een schets van het bekende café "Olympia" [..] waarvan ik een schilderij wensch te maken..”
  • Bron: Jan Sluyters, brief uit Parijs 26 juni 1906 aan J.A. Sillem
  • Aanhaling(en): Helewise Berger, Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwollen & Noord Brabants Museum, Den Bosch, 2018, p. 22; ISBN 978-94-6258-291-0
  • De commissie van de Prix de Rome was tegen een verblijf in het moderne Parijs, wat Sluijters desondanks doorzette. Tenslotte werd zijn toelage op basis van de daar gemaakte werken ingetrokken: hij had zich mee laten slepen door de 'vulgairen, valschen smaak bij de ultra-moderne schilders' aldaar
  • „Men kan dan toch niet "au serieux" aannemen, dat plots alle techniek bekwaamheid van mij geweken zou zijn, wanneer ik zooals in mijn laatste werken [uit Parijs, 1906], de kleuren als 't waren los naast elkander zet.”
  • Bron: Jan Sluyters, brief 17 december 1906, aan J.A. Sillem
  • Aanhaling(en): Helewise Berger, Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwollen & Noord Brabants Museum, Den Bosch, 2018, p. 127, noot 65; ISBN 978-94-6258-291-0
  • Sluijters protesteerde tegen het stopzetten van zijn toelage van de Prix de Rome en begreep dat dit te maken had met het afwijzen van zijn andere kunstopvatting; hij verzocht daarom dat zijn afgewezen werk werd tentoongesteld, opdat het publiek getuige was; dit is inderdaad gebeurd begin 1907
  • „Waarom moest de Groote Vincent [van Gogh] naar 't buitenland vluchten [..] Waarom werd de tentoonstelling van Kees van Dongen hier met hoongelach ontvangen en uitgejouwd door het merendeel der Hollandsche bladen?”
  • Bron: Jan Sluyters, ingezonden 'Kunstcritiek!!', in De Telegraaf, 12 juli 1907
  • Aanhaling(en): Helewise Berger, Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwollen & Noord Brabants Museum, Den Bosch, 2018, p. 48; ISBN 978-94-6258-291-0
  • Omstreeks deze tijd was Sluijters goed bekend met het werk van Vincent van Gogh, ook al was het nog schaars te zien in Nederland. Ook benoemde hij in maart 1907 al zelf de invloed van Van Gogh op zijn eigen werk
  • „Op dit ogenblik is het wel de geschikste tijd tot het vormen eener combinatie, die in hoofdzaak een streven, elk individueel en daardoor in uiting toch verschillend eens zal laten zien, dat er in ons land nog wat anders gefokt wordt dan Erelmannetjes [ Otto Erelman ], Schwartzetjes [ Thérèse Schwartze ], Prinsjes, [..] enz. enz.”
  • Bron: Jan Sluyters, brief juni 1910, aan Cornelis Spoor
  • Aanhaling(en): Wietse Coppes, 'De blik naar buiten', in Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwollen & Noord Brabants Museum, Den Bosch, 2018, p. 57; ISBN 978-94-6258-291-0
  • November 1910 werd kunstenaarsvereniging 'De Moderne Kunstkring' opgericht; het bestuur werd gevormd door Jan Toorop, Conrad Kikkert, Piet Mondriaan en Sluijters. Doel was het organiseren van tentoonstellingen eigentijdse, moderne kunst
  • „..Niet door zijn eigen inzending natuurlijk [van Mondriaan], die is vermoedelijk heel goed, hoewel ik [die] nog niet heb kunnen beoordeelen, omdat ik wèl pijn in mijn oogen kreeg van de kleuren en daardoor niet kan gewaarworden, dat het een zielsuiting was (een bewuste n.l. of een onbewust geslaagde)..”
  • Bron: Jan Sluijters, brief aan Kees Spoor, c. najaar 1910
  • Aanhaling(en): Helewise Berger, Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwollen & Noord Brabants Museum, Den Bosch, 2018, p. 81; ISBN 978-94-6258-291-0
  • Sluijters klaagde over de inrichting van de tentoonstelling van de Moderne Kunstkring door Mondriaan, waarbij hij terloops zijn kritiek insloot op het felle kleurgebruik van Mondriaan, die toen al met zijn luministische 'Duinen' bezig was
  • „..dat er misschien redenen zijn, waarom hij die menschen plat schilderde, de stof-uitdrukking verwaarloosde, de teekening bedierf, enz. enz.? Bekijk dat schilderij eens op een afstand, en let eerst uitsluitend op de kleur [..] Het is mogelijk, dat ge ten slotte het psychebeeld ziet van die vrouw, luisterend naar den klank der kleuren.”
  • Bron: Jan Sluijters, ingezonden brief, in De Kunst, 3, 1911, p. 177
  • Aanhaling(en): Karlijn de Jong, Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwollen & Noord Brabants Museum, Den Bosch, 2018, p. 93; ISBN 978-94-6258-291-0
  • Sluijters verdedigde hier de kunst van Kees van Dongen die werk had tentoongesteld bij Sint Lucas te Amsterdam; zelf paste hij overigens een vergelijkbare werkwijze in kleur toe, bijvoorbeeld in zijn werk 'Melancholie' van 1911
  • „Ik schilder geen voorwerpen, maar ik schilder mijn ontroering, de aandoening der voorwerpen.”
  • Bron: Jan Sluijters, ingezonden brief 'Nieuwe Schilderkunst', in De Amsterdammer, 17 mei 1914
  • Aanhaling(en): Karlijn de Jong, Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwollen & Noord Brabants Museum, Den Bosch, 2018, p. 124; ISBN 978-94-6258-291-0
  • Kern-citaat van Sluyters dat hij in vele varianten beschreef
  • „Wanneer een musicus in staat is klanken te vinden, die een zuiver beeld geven van zijn ontroering, waarom zou de ontroering dan niet om te zetten zijn in kleuren en vormen? En waarom is de schilder fout [..] als hij de afbeelding geeft van kleuren en lijnen, die den gekristalliseerden vorm aanduiden van dat abstracte [..] of van de fotografische werkelijkheid afwijken?”
  • Bron: Jan Sluijters, ingezonden brief 'Nieuwe Schilderkunst', in De Amsterdammer, 17 mei 1914
  • Aanhaling(en): Karlijn de Jong, Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwollen & Noord Brabants Museum, Den Bosch, 2018, p. 124; ISBN 978-94-6258-291-0
  • Sluijters verweerde zich tegen kritiek op het portret van Mej. H van Santen en wees bovendien allerlei benamingen van zijn werk af die het de kijker nog lastiger maakte om er naar te kijken
  • „..Als ik b.v. de zon zou willen schilderen op het landschap, zou ik dit landschap eerst wel mijn rug willen toekeeren, om daarna, wanneer ik de sensatie, welke het glanzen der zon op het landschap in mij opwekte, voel, te gaan componeeren in gelen en blauwen en groenen, waaruit dan ’t landschap te voorschijn zou komen. (citaat c. 1910-15)”
  • Bron: Juffermans en Bakker, Jan Sluijters, schilder, Mijdrecht, 1981, p. 137-138
  • Aanhaling(en): Antoon Erftemeijer, 'Jan Sluijters', in LUCHT! in de Nederlandse kunst sinds 1950, Frans Hals Musueum / De Hallen, Haarlem; 2014, p. 73
  • Zo beschreef Sluijters het onderscheid tussen hem en de vorige generatie schilders van o.a. de Haagse en Amsterdamse School
  • „Waar thans door de fotografie en kino [film] de uiterlijkheid zoo ruimschoots mogelijk te krijgen is, ligt het voor de hand dat een steeds groter behoefte gaat ontstaan aan geestelijke schildering. [..] De schilderkunst is voor mij niets anders dan een middel om mijne gevoelsaandoeningen aan anderen te openbaren en mijn bedoelen is alléén, een fotografisch beeld mijner aandoeningen van de natuur en niet een fotografisch beeld van de natuur zelve te krijgen. (citaat c. 1910-15)”
  • Bron: Juffermans en Bakker, Jan Sluijters, schilder, Mijdrecht, 1981, p. 137-138
  • Aanhaling(en): Antoon Erftemeijer, Zó Hollands - Het Hollandse landschap in de Nederlandse kunst sinds 1850, Frans Hals museum / De Hallen, Haarlem 2011, p. 56
  • Dit betekende niet dat hij de realiteit wilde loslaten zoals Piet Mondriaan in diezelfde tijd al bijna deed: het ging Sluijters meer om het opvoeren van de subjectiviteit in zijn waarnemen van de werkelijkheid. Ik heb er mee willen uitdrukken de melancholie van Staphorst.

Citaten, vanaf 1915[bewerken]

  • „Ik heb in Staphorst waar ik een maand geweest ben zeer hard gewerkt en veel en m.i. belangrijk werk meegebracht en composities gemaakt waarnaar ik den ganschen winter werken kan. Ik denk dus op Uwe tentoonstelling met een heel cyclus nieuw - ongeëxposeerd werk te kunnen uitkomen en er vermoedelijk een uwer zalen (niet de groote) mee te kunnen vullen.”
  • Bron: Jan Sluijters, brief Amsterdam 9 oktober 1915, aan Nico van Harpen (directeur van de Larensche Kunsthandel)
  • Aanhaling(en): RKD, archiefreferentie, 100530: 'Jan Sluijters Staphorster boerenfamilie, 1917', gedateerd Haarlem, Frans Halsmuseum, inv./cat.nr. msch 56-18
  • Sluijters kreeg veel positieve reacties op zijn Staphorst-serie, o.a. van Felix Timmermans in 1921 in Het Vaderland': 'In die drie dom-goede beeste-menschen gezichten spiegelt zich het heele Staphorster ras; zijn geworteldheid aan den grond, de verslaving aan zeden en traditie..
  • „Toen ik die streek bezocht, deed zij mij geweldig melancholisch en triest aan. Het verschrikkelijk-vrome der bevolking, die van de dominee amper mag zingen, de vuile smerige wegen, de teruggetrokken stijve menschen, die er leven in lage boerenhutten en woningen en het zware geboomte troffen mij diep en vandaar de toon, waarin ik al deze landschappen schilderde.”
  • Bron: Jan Sluijters, interview, 1916
  • Aanhaling(en): H. van Calker, interview met Sluijters in Schilders van heden en morgen, Amsterdam 1941, p. 189; (RKD: informatie bij 'Staphorster boerenfamilie, uit 1917)
  • „Ik ben ervan overtuigd, dat over twintig jaar de kunst van ons jongeren, de klassieke kunst zal zijn.”
  • Bron: Sluijters in 1916, geciteerd in: A. van Roon, 'Jan Sluijters zeventig jaar', in De Spiegel, 15 december 1951, pp. 10-12
  • Aanhaling(en): Annemiek Rens, [https://sluijters.rkdstudies.nl/1-biografie/ 'Jan Sluijters', in RKD-studies
  • Zo zag hij al in 1916 zichzelf en zijn verwante collega-kunstenaars als één tijdelijke fase in de ontwikkeling van de kunst.
  • „[titel van zijn cartoon:] 'De vredeskeizer' [onderschrift:] Nu naar 't Westen, om ze ook daar te vertellen, dat ik een democratischen vrede zonder annexaties wil!”
  • Bron: J. Sluijters, 'De vredeskeizer', De Groene Amsterdammer, 16 maart 1918
  • Aanhaling(en): C.H. Slechte, 'Jan Sluijters (1881-1957) als politiek tekenaar', in De Boekenwereld. Jaargang 4. 1987-1988, p. 128
  • Er zijn geen uitingen bekend van link-radicale politieke kleur van Sluijters; wellicht is het zijn vroege ervaring met grafisch werk en de mogelijkheid tot tweekleuren litho's, dat hij zich liet overhalen om regelmatig in spotprenten bij te dragen aan de linkse Groene Amsterdammer van Wiessing

Citaten, vanaf 1950[bewerken]

  • „Maar één ding heb ik nooit kunnen missen: het contact met de natuur, met de herkenbare natuurlijke vorm zelfs. Ook al schilder ik vaak uit het hoofd, toch moet ik mij voortdurend op de natuur inspireren; ik geloof, dat degenen die de natuurlijke vorm niet willen erkennen, zich daarmee op gevaarlijke paden begeven en maar al te gauw in zekere mate steriel zullen worden.”
  • Bron: J. Sluijters, 'Sluijters aan het woord', in Jan Sluijters, expositie-catalogus, Stedelijk Museum Amsterdam, 1951
  • Aanhaling(en): Antoon Erftemeijer, Zó Hollands - Het Hollandse landschap in de Nederlandse kunst sinds 1850, Frans Hals museum / De Hallen, Haarlem 2011, p. 56
  • Wellicht is hier een kritiek in bedoeld op de ontwikkeling naar abstractie van Piet Mondriaan; beide schilders gingen aanvankelijk in hun 'luministische' jaren in Amsterdam min of meer gelijk op en wisselden veel uit
  • „Ik heb altijd het gevoel gehad, dat de "stijl" waarin iemand werkt, niet zo belangrijk is: het schoonheidsresultaat is altijd een kwestie van lijn- en kleurverhoudingen, en die laten zich op vele manieren realiseren.”
  • Bron: J. Sluijters, 'Sluijters aan het woord', in Jan Sluijters, expositie-catalogus, Stedelijk Museum Amsterdam, 1951
  • Aanhaling(en): Antoon Erftemeijer, Zó Hollands - Het Hollandse landschap in de Nederlandse kunst sinds 1850, Frans Hals museum / De Hallen, Haarlem 2011, p. 56
  • Wellicht is hier een kritiek in bedoeld op de ontwikkeling naar abstractie van Piet Mondriaan; beide schilders gingen aanvankelijk in hun 'luministische' jaren in Amsterdam min of meer gelijk op en wisselden veel uit
  • „Over het werk zelf wat te vertellen, lijkt me overbodig. Een schilder beoefent de schilderkunst omdat hij door middel van die kunst zich op zijn best en duidelijkst kan uiten. Een poging om door uitlegging of verklaring daar iets aan toe te voegen, lijkt me een zeer slechte copie naast het origineel te zetten.”
  • Bron: J. Sluijters, 'Sluijters aan het woord', in Jan Sluijters, expositie-catalogus, Stedelijk Museum Amsterdam, 1951
  • Aanhaling(en): L. Boudewijns en H. van Ulsen, Broeden op een wolk. Jan Voerman, schilder 1857-1941, uitgeverij Gaade, Veenendaal 1987, p. 84
  • Sluijters blikte als 70-jarige kunstenaar terug op zijn loopbaan als kunstschilder. Hij was er dankbaar voor als het publiek zonder vooroordeel en vooropgezette principes zijn werk wilde bekijken

Citaten, ongedateerd[bewerken]

  • „Ik ben ontzettend hokvast. Ik houd van Amsterdam, [..] ik voel mij er thuis. deze stad geeft mij álles. wat ik noodig heb voor mijn werk.”
  • Bron: Dominique Colen, Jan Sluijters - schilder met verve, Waanders Zwolle / Singer museum Laren, 1999; ISBN 9040092842
  • Aanhaling(en): Marcella van der Weg, 'Jan Sluijters kon het schilderen niet laten', Ons Amsterdam
  • Élke dag ging hij de trap op naar zijn riante atelier op de bovenste verdieping van Olympiaplein 79, Amsterdam, waar hij tot 's middags vier uur werkte. Daarna bezocht hij zijn kunstenaarssociëteit Arti aan het Rokin, om er te biljarten of te kaarten

Citaten over Jan Sluijters - chronologisch[bewerken]

  • „..eene, naar haar oordeel, zeer te misprijzen neiging om, los van alle gezonde kunstprincipes, het valsche vernuft der nieuwste Fransche richting te huldigen door groote minachting voor de schoonheden der techniek van het schilderen en door een valsch streven naar gewild nieuwe kleurstemmingen en naar ruwe hartstochtelijkheid [..] quasi-schitterende, maar pijndoende kleurenwreedheid [..] vulgairen valschen smaak bij de ultra-moderne schilders.”
  • „Kent ge dan Vincent niet? Hebt ge nooit het kleurenspel der modernen onder ogen genomen? [..] Zijn ze u vreemd, de tooverachtige schoone kleur-visioenen uwer naaste buren? [..] En is er geen enkele onder u, die den kleurfantast Vincent van Gogh, [..] de moeite waard heeft geacht?”
  • Bron: Ger Simons, 'De gesjeesde Prix de Rome', in De Telegraaf, 6 januari 1906
  • Aanhaling(en): Helewise Berger, Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwolle & Noord Brabants Museum Den Bosch, 2018 p. 38; ISBN 978-94-6258-291-0
  • Simons bekritiseerde hier de jury van de 'Prix de Rome' op hun afwijzing van Jan Sluijters dat ze niets wisten van de moderne kunst in België, waar in 1906 het luminisme deels werd geaccepteerd en Van Gogh al uitbundig werd tentoongesteld
  • „Volg die soepele buiklijn, die zwier van dat lichaam. Ge voelt de latent-schuivende draaiing van dat lichaam [..] de zotheid van den dans.”
  • Bron: Ger Simons, 'De gesjeesde Prix de Rome', in De Telegraaf, 6 januari 1906
  • Aanhaling(en): Helewise Berger, Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwolle & Noord Brabants Museum Den Bosch, 2018 p. 38; ISBN 978-94-6258-291-0
  • Dit lovende citaat slaat op de dansende vrouwen die Sluijters vanaf 1906 in Parijs vaker begon te schilderen, zoals in het werk 'Vrouwen die elkaar kussen'
  • „Zoodra_deze talentvolle teekenaar [Sluijters] uit den dwang van alle academische vrij kwam, vertoont zich niet alleen de zelfde neiging tot rauwe, barbaarsche kleuren als bij Mondriaan, maar bovendien nog een demonische trek, een neiging om vooral het liederlijk-wellustige, het satanisch-leelijke, het ziek-menschelijke weer te geven.”
  • „Nog niet zo lang geleden was de van zijn studiereis teruggekeerde Prix de Rome winner Jan Sluyters de apostel van de nieuwe richting. Maar de vriendschap met Mondriaan heeft ertoe geleid [..] dat Mondriaan méér luminist is geworden dan zijn vriend en kunstbroeder was [..] en dat hij hem [Sluyters] in "modernisme" vèr voorbij is gestreefd..”
  • Bron: N.H. Wolf, 'Tentoonstelling Sint Lucas (vervolg)', in De Kunst 2., 1910, p. 120
  • Aanhaling(en): Helewise Berger, Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwolle & Noord Brabants Museum Den Bosch, 2018 p. 128, noot 17; ISBN 978-94-6258-291-0
  • In 1906-07 trokken de twee kunstenaars intensief met elkaar op. Sluijters zette al in 1906 een radicale stap t.a.v. het kleurgebruik in zijn werk; Mondriaan deed dit een jaar later met zijn 'De rode wolk' dat hij pas in 1910 toonde
  • „Het is waar, dat het aspect van die kamer een indruk maakt, alsof alle dingen over elkaar buitelen, wanden, zoldering en vloer schots en scheef van lijnen zijn, maar dit interieur is nu eens niet geschilderd als een uit de omgeving afgesneden tafereel, dat van een afstand, [zo]als gebruikelijk is, gezien werd.”
  • Bron: W, Steenhoff, 'Tentoonstelling Moderne Kunstkring II', in De Amsterdammer, 30 november 1013
  • Aanhaling(en): Helewise Berger, Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwolle & Noord Brabants Museum Den Bosch, 2018 p. 1o5-106; ISBN 978-94-6258-291-0
  • Steenhoff besprak Sluijters' schilderij 'Interieur' dat hij in 1913 had geschilderd. Hierin wilde Sluijters voor de kijker de sensatie voelbaar maken dat hij in de kamer stond te kijken, en niet van op een afstand. Futuristische invloed is hier zichtbaar
  • „Het is zoo goed dat U deed uitkomen [in een artikel] dat Sluyters b.v. wel artist als luminist enz. was, maar niets beteekende in de richting waarin ik werk. Want er leiden zovele wegen naar het absolute.”
  • Bron: Piet Mondriaan, brief 20 november 1915, aan Theo van Doesburg
  • Aanhaling(en): Karlijn de Jong, Jan Sluyters, de wilde jaren, red. Helewise Berger & Karlijn de Jong; WBood Zwolle & Noord Brabants Museum Den Bosch, 2018 p. p. 104; ISBN 978-94-6258-291-0

Externe links[bewerken]