Carel Visser

Uit Wikiquote
Carel Visser aan het werk in zijn atelier, 1964; fotograaf Harry Pot / Anefo
Informatie bij zusterprojecten:
artikel in Wikipedia
media bij Commons
Informatie in externe bronnen:
DBNL pagina in DBNL
KB pagina in KB-catalogus
RKD pagina in RKD

Carel Visser (Papendrecht, 3 mei 1928 – Le Fousseret, 1 maart 2015) een Nederlandse beeldhouwer, tekenaar en graficus.

Citaten van Carel Visser - chronologisch[bewerken]

Citaten, tot 1980[bewerken]

  • Bron: Carel Visser, titel van een vroeg beeld, 1949
  • Aanhaling(en): Carel Blotkamp, Carel Visser : Genesis, Waanders uitgevers, Zwolle, 2019, p. 36; ISBN 978-94-6262-227-2
  • Een bekend, vroeg beeld van Visser dat hij maakte van overgebleven halffabricaten uit het constructiebedrijf van zijn vader: betonijzer, dik ijzerdraad en ijzeren buizen - hoekig en stug, wat het uiterlijk van het beeld dan ook bepaalde
  • „Voor mij waren [er] geen beeldhouwers of steenhouwers in de familie. De aanleg voor plastiek kwam zeer geleidelijk voor den dag. Altijd tekende ik veel. Toen ik 17 jaar was tekende ik veel herten, paarden, vogels en insecten. Begon daarna [18 jaar] beeldjes te maken in hout en in ijzer.”
  • Bron: Carel Visser, titels van drie beelden uit de periode 1967-1969
  • Aanhaling(en): Carel Blotkamp, Carel Visser : Genesis, Waanders uitgevers, Zwolle, 2019, p. 40; ISBN 978-94-6262-227-2
  • De kubus stond voor hem voor het gezag en de macht die voor Visser ondermijnd diende te worden; daarom beeldde hij deze uit in een aangetaste vorm: opengewerkt, in plakken gesneden, slap. Het was in de provo-jaren in Amsterdam
  • „'Ruggengraat met ribben' / 'Ruggengraat in Kooi' / 'Geraamte Ruggengraat in kooi' / 'Vier wervels'”
  • Bron: Carel Visser, titels van een reeks werken, gemaakt in 1952-1954
  • Aanhaling(en): Carel Blotkamp, Carel Visser : Genesis, Waanders uitgevers, Zwolle, 2019, p. 32; ISBN 978-94-6262-227-2
  • Later zou Visser opmerken dat het juist de gewervelde dieren waren die hem het inzicht gaven hoe wezenlijk structuur en regelmaat is in de natuur. Hij maakte de genoemde beelden uit opgerold plaatijzer
  • „Twee jaar rondgezwalkt op de TH in Delft, ik had totaal geen aansluiting. Daarna ben ik naar Den Haag gegaan, ook twee jaar van mijn tijd verpest. Er was één man, mijnheer Baak, die gaf je wel leuke dingen op, zoals bomen tekenen [..] maar voor de rest is zo'n Academie een slaperige toestand. Dat komt misschien ook, ik heb nooit het gevoel gehad dat ik kunstenaar was of wilde worden.”
  • Bron: Carel Visser, uit interviews met Paul Donker Duyvis (De Tijd, 26-5-1978), Betty van Garrel (H.P. 13-6-1972), Hans Heg (Volkskrant, 2-3-1972), H.J. Oolbekkink (Het Parool), Ad Petersen (cat. tent., St. Museum, A’dam. 1978), Ernst v.d. Wetering (Openbaar Kunstbericht, april 1977)
  • Aanhaling(en): Paul Groot, 'Carel Vissers angst voor beelden', De Revisor, 1981, p. 16
  • Ook zijn vader had een technische carrière, maar dat bleek niets voor de jonge Carel Visser te zijn; wel had hij in het bedrijf van zijn vader al veel praktische ervaring opgedaan: lassen, metaal-snijden etc. In Den Haag volgde hij beeldhouwkunst aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten
  • „Ik heb vadertje Brancusi nog op zijn atelier opgezocht: een oude man in een soort wit provopak met een stokje die bijna niets zei, maar toen we alles gezien hadden, haalde hij een doos Drosteflikken uit zijn zak en toen hebben we zwijgend een kwartier lang flikken zitten eten. Er zijn niet veel woorden bij gevallen, maar het was een heel indrukwekkend bezoek.”
  • Bron: Carel Visser, uit interviews met Paul Donker Duyvis (De Tijd, 26-5-1978), Betty van Garrel (H.P. 13-6-1972), Hans Heg (Volkskrant, 2-3-1972), H.J. Oolbekkink (Het Parool), Ad Petersen (cat. tent., St. Museum, A’dam. 1978), Ernst v.d. Wetering (Openbaar Kunstbericht, april 1977)
  • Aanhaling(en): Paul Groot, 'Carel Vissers angst voor beelden', De Revisor, 1981, pp. 17-18
  • Visser bezocht na zijn studiejaren Londen en vervolgens Parijs c. 1951, omdat het werk van de kunstenaars Giacometti en Brancusi hem zo mateloos fascineerde en hij het ter plekke wilde zien
  • „Ma [ooievaar] ging op de schoorsteen staan, met de hals achterover en de snavel open, dan kwam pa en die tipte met z'n poten iedere keer voorzichtig op ma, en ging iedere keer weer op de vleugels, en dan ging pa natuurlijk met de snavel, met de hals voorover, en dan kwamen die halzen, die strengelden zich zo helemaal in elkaar.”
  • Bron: Carel Visser, uit interviews met Paul Donker Duyvis (De Tijd, 26-5-1978), Betty van Garrel (H.P. 13-6-1972), Hans Heg (Volkskrant, 2-3-1972), H.J. Oolbekkink (Het Parool), Ad Petersen (cat. tent., St. Museum, A’dam. 1978), Ernst v.d. Wetering (Openbaar Kunstbericht, april 1977)
  • Aanhaling(en): Paul Groot, 'Carel Vissers angst voor beelden', De Revisor, 1981, pp. 17-18
  • Steeds weer komen open constructies in zijn werk terug. In de serie 'Dubbele vorm' zijn het stapelingen en verdubbelingen van elementen in structuren die hij bij parende vogels zag; hij keek vaak naar het ballet van een paar ooievaars, op het naburige dak
  • „Een soort kasteel dat niet toegankelijk is. Als je erover nadenkt jeuken je vingers om die kubus open te breken, plat op de vloer te leggen, om hem plat te walsen, om hem zo te maken dat hij in elkaar dondert.”
  • Bron: Carel Visser, uit interviews met Paul Donker Duyvis (De Tijd, 26-5-1978), Betty van Garrel (H.P. 13-6-1972), Hans Heg (Volkskrant, 2-3-1972), H.J. Oolbekkink (Het Parool), Ad Petersen (cat. tent., St. Museum, A’dam. 1978), Ernst v.d. Wetering (Openbaar Kunstbericht, april 1977)
  • Aanhaling(en): Paul Groot, 'Carel Vissers angst voor beelden', De Revisor, 1981, p. 18; ISBN
  • Visser ziet hier de reflectie in zijn werk terug van een wereldbeeld dat voor hem inmiddels had afgedaan. De autoritaire vorm van de kubus, een absoluut object stond hem in de jaren 1970-75 erg tegen
  • „Kijk, zo'n kubus is ook een soort vader. [..] Daarom pak ik hem ook graag aan. Allemaal pogingen de absoluutheid, de zekerheid te relativeren. Ik word er toe aangetrokken, maar aan de andere kant roept het ook weerstand op.”
  • Bron: Carel Visser, uit interviews met Paul Donker Duyvis (De Tijd, 26-5-1978), Betty van Garrel (H.P. 13-6-1972), Hans Heg (Volkskrant, 2-3-1972), H.J. Oolbekkink (Het Parool), Ad Petersen (cat. tent., St. Museum, A’dam. 1978), Ernst v.d. Wetering (Openbaar Kunstbericht, april 1977)
  • Aanhaling(en): Paul Groot, 'Carel Vissers angst voor beelden', De Revisor, 1981, p. 18; ISBN
  • Directe aanleiding tot het aantasten van de 'autoritaire kubus' was de oorlog in Vietnam. De met geweren en bamboestokken vechtende Vietcong bleef het technologisch perfect uitgeruste Amerikaanse leger toch de baas. Het falen van de Westerse techniek ontnam Visser zijn laatste zekerheden, ook met betrekking tot zijn werk
  • „En dat [Amerikaanse] superleger peigert af [tegen de Vietcong]. Een volstrekt onlogische afgang, ik geloof dat niemand dat begrepen heeft. De perfectie aan de ene kant legt het af tegen het ongrijpbare aan de andere kant. Dat heeft mij ontzettend aan het denken, aan het wankelen gezet. Je gaat dan natuurlijk niet ineens andere beelden maken, het verandert wel je wereldbeeld.”
  • Bron: Carel Visser, uit interviews met Paul Donker Duyvis (De Tijd, 26-5-1978), Betty van Garrel (H.P. 13-6-1972), Hans Heg (Volkskrant, 2-3-1972), H.J. Oolbekkink (Het Parool), Ad Petersen (cat. tent., St. Museum, A’dam. 1978), Ernst v.d. Wetering (Openbaar Kunstbericht, april 1977)
  • Aanhaling(en): Paul Groot, 'Carel Vissers angst voor beelden', De Revisor, 1981, p. 19; ISBN
  • Andere keren gaf Visser aan dat vanaf die tijd de kubus in zijn werk graag door hem werd aangetast, maar ook als constructief beeldelement in zijn latere sculpturen bijna geheel zou verdwijnen
  • „Ik vind het een natuurlijke zaak, dat als je iets maakt, dat het naar de bliksem gaat ook, na een bepaalde tijd. Het is voor mij een geruststelling, dat er ook een hoop weer verdwijnt. Daaruit volgt ook, dat ik roest mooi vind. Ik vind de kleur mooi. Het is een soort leven dat er op komt. Iets dat nieuw is, vind ik niet mooi, pas als het gebruikt is..”
  • Bron: Carel Visser, uit interviews met Paul Donker Duyvis (De Tijd, 26-5-1978), Betty van Garrel (H.P. 13-6-1972), Hans Heg (Volkskrant, 2-3-1972), H.J. Oolbekkink (Het Parool), Ad Petersen (cat. tent., St. Museum, A’dam. 1978), Ernst v.d. Wetering (Openbaar Kunstbericht, april 1977)
  • Aanhaling(en): Paul Groot, 'Carel Vissers angst voor beelden', De Revisor, 1981, p. 20; ISBN
  • Visser liet slordige lassen, roest en slappe verbindingen bewust in zijn werk toe. Voortdurend benadrukte hij dat hij geen echte beelden wilde maken die eeuwig mee zouden gaan; de tijd moet het winnen

Citaten, vanaf 1980[bewerken]

  • „Daarom kauw ik er zo lang op. Beelden maken is net als poepen, je zit eindeloos heen en weer te wiegen, en dan eindelijk is het zover.”
  • „De arend staat voor koninklijk, rusteloos, vrijheidslievend kortom de held. Hier echter [in zijn beeld 'Arend' uit 1981] is het tegenovergestelde uitgebeeld: een clowneske figuur van karton en gips. Een anti held op een slordig nest met boomstompen als wankele pilaren”
  • Bron: Carel Visser, tekst 'Enige opmerkingen over mijn beelden', Stichting Één op één, Amsterdam, 1987
  • Aanhaling(en): Carel Blotkamp, Carel Visser : Genesis, Waanders uitgevers, Zwolle, 2019, p. 34; ISBN 978-94-6262-227-2
  • Het enige dierlijke materiaal wat hij in dit beeld verwerkte was een geitenhoorn, als snavel van de arend. In andere vogel-beelden gebruikte hij dat wel, zoals struisvogeleieren en vogelveren - op diverse manieren in het beeld verwerkt
  • „..twee vogels, fladderend boven elkaar, aan kop en kont met elkaar verbonden.”
  • Bron: Carel Visser, tekst 'Enige opmerkingen over mijn beelden', Stichting Één op één, Amsterdam, 1987
  • Aanhaling(en): Carel Blotkamp, Carel Visser : Genesis, Waanders uitgevers, Zwolle, 2019, p. 34; ISBN 978-94-6262-227-2
  • Visser beschrijft kort zijn beeld 'Twee Vogels', uit 1954. Dit beeld toont de meest gestileerde versie van het vogelmotief in zijn werken toen, waarin het onderwerp nog net herkenbaar is; daarna werden ze abstract
  • „Dit beeld ['Charley 2'] heeft te maken met het gevoel: ouder worden; veel willen, weinig kunnen. Merkwaardig is dat dit werk mooi en kleurrijk is, zelfs opgewekt, misschien komt het door het ene, knalgroene autodak?”
  • Bron: Carel Visser, tekst 'Enige opmerkingen over mijn beelden', Stichting Één op één, Amsterdam, 1987
  • Aanhaling(en): Steven Kolsteren, 'Carel Visser (1928), op website ArtSalon Holland
  • 'Charly 2' is een portret van de al oude hond van zijn zoon. Het beeld van het dier plaatste hij op een brede sokkel, opgebouwd uit oude motorkappen, een tractorband en voorruiten. Dergelijk afval gebruikte hij toen graag
  • „Daar zijn allerlei beslissingen die ik toch wel zelf moet nemen. Over de symmetrie en over de slordigheid.”
  • Bron: Carel Visser, interview, zomer van 1989
  • Aanhaling(en): José Boyens, 'Ik zoek niet naar een beeld, maar naar hèt beeld – het werk van Carel Visser', in Ons Erfdeel, jaargang 32, nummer 1., 1989, p. 540
  • Visser plaatste deze opmerking over het al dan niet zelf uitvoeren van een monumentaal beeld in plaatstaal voor de Nederlandse Spoorwegen in Haarlem. Kenmerkend voor hem is de nodige combinatie van 'symmetrie' en 'slordigheid' in een beeld
  • „Ik geef mijn titels altijd achteraf. Als mijn galeriehouder zegt: en nu nog de titels, dan zeg ik: over tien minuten heb je ze. [..] Een titel is een handvat voor de kijker om het beeld te snappen. En hij moet ook de sfeer weergeven.”
  • Bron: Carel Visser, interview, 1994
  • Aanhaling(en): Carel Blotkamp, 'Dubbelvorm', in Kunst in de Openbare Ruimte, c. 2005
  • Soms werden titels van vroegere beelden door Visser later veranderd; bijvoorbeeld een reeks van zijn beelden uit 1957/58 'Tweelingen', 'Vreugde', 'Cézanne', 'Vliegmachine', 'Berlage', 'Slot', werden later allemaal 'Dubbelvorm' genoemd
  • „Je kunt in je leven op een gegeven moment kiezen voor het voortbouwen op wat je hebt bereikt, voor het uitbouwen van de plaatsen die je bezet. Maar je kunt ook kiezen voor het avontuur. En dan zet ik me in mijn werk toch af tegen wat er is en kies ik voor wat er nog niet is.”
  • Bron: Carel Visser, interview in 1994
  • Aanhaling(en): 'Vijfstromenland', op website buitenbeeldinbeeld Amsterdam
  • Zowel in stijl als in de keuze van materialen is er een enorme variatie in het werk van Carel Visser, omdat hij elke keer weer een nieuwe weg opging
  • „In Zwitserland heb ik een keer sneeuw gezien op een sparreboom. Zo'n boom is een geweldig gestructureerd ding. Ik dacht: ja, dat is er eentje voor mij. Die ga ik omzetten in een beeld. Het beeld is alleen de sneeuw, de boom heb ik weggelaten.”
  • „Een Salami bestaat uit een lang basiselement waar ik als het ware schijfjes vanaf snij, zodat er een stapeltje ontstaat. De titel heb ik achteraf gegeven en dekt volledig de lading van het kunstwerk [..] De Aula maakte een soort indruk op mij van happen, een monster met een onderkaak en een bovenkaak. Ik kreeg zin om er een zwaard in te steken. Dit was een soort tegenbeweging. Ik was al een tiental jaren met een Salami bezig en toen ik rond de Aula liep zag ik opeens wat ik ging maken; hoe zwaar en hoe groot het werd. Uit een reactie op het gebouw is het idee van deze Salami ontstaan.”
  • Bron: Carel Visser, gesprek 1994
  • Aanhaling(en): Mariëlle van de Wetering, 'De Salami', op Journalistic platform TU Delft, 13 april 1995
  • Het betonnen kunstwerk van Visser voor de aula van de T.U. Delft heet 'Salami'. Het is eigenlijk de naam voor een reeks van zijn beelden, allen opgebouwd uit gestapelde plakken. Deze versie had Visser in 1966 gemaakt, in het kader van de één-procentsregeling BKR

Citaten, ongedateerd[bewerken]

  • „Er zijn perioden, dat ik er helemaal genoeg van heb, van beelden van ijzer, van al die sta-in-de-wegs zal ik maar zeggen. En dan pak ik een vliesdun stukje papier en een beetje verf, en dat is een soort naar de bioscoop gaan voor mij, gewoon lekker rustig zo'n houtsnede maken.”
  • Bron: 'Het grafische werk van Carel Visser', website Gemeentemuseum Den Haag, 2019
  • Aanhaling(en): 'Nu te Zien! - Carel Visser in Museum Beelden aan Zee', mei 2019
  • Het Gemeentemuseum Den Haag toonde in 2019 het grafische werk van Carel Visser, dat veel minder bekend is, maar een essentieel deel van zijn werk; hij maakte dit voornamelijk ter ontspanning

Citaten over Carel Visser - chronologisch[bewerken]

  • „Mijn vader was aannemer. Hij verzamelde ook kunst. [..] Mijn vader is voor Geertjan, voor Carel [zijn broer, de beeldhouwer!] en voor mij een enorme invloedrijke figuur geweest.”
  • Bron: Martin Visser, interview met Jan Paul Bresser in Eindhovens dagblad, 5 april 1968
  • Aanhaling(en): Koen Brams, Dirk Pültau, 'De collectie Visser', De Witte Raaf, mei/juni 2012
  • Als zoon van een civiel ingenieur was Carel Visser al vroeg vertrouwd met bouwkundige materialen en technieken; zijn broer Martin werd overigens wel civiel ingenieur
  • „Op zijn vijftigste kan Visser doorgaan voor een van onze jeugdigste kunstenaars.”
  • Bron: Carel Blotkamp, Carel Visser, Beelden 1978-1979, tentoonstellingscatalogus, Groninger Museum, 1979
  • Aanhaling(en): Paul Groot, 'Carel Vissers angst voor beelden', De Revisor, 1981, p. 16; ISBN
  • Zijn staketselachtige beelden en de met glasplaten en dotten wol opgebouwde etages van circa 1979 konden door bijna niemand in verband gebracht worden met zijn vroegere, enigszins 'constructivistische' werk
  • „[Hij is een kijkdier] voor wie de hele wereld muziek is, visuele muziek. Ik ken geen kunstenaar die zo gretig is in zijn kijken als hij; en zo omnivoor.”
  • Bron: Carel Blotkamp, Carel Visser, uitgeverij Veen / Reflex, Utrecht / Antwerpen, 1989
  • Aanhaling(en): Carel Blotkamp, Carel Visser : Genesis, Waanders uitgevers, Zwolle, 2019, p. 26; ISBN 978-94-6262-227-2
  • onderwerpen uit hele zichtbare wereld konden voor Visser aanleiding zijn tot het maken van een werk, zoals een vaas met bloemen, een dier, het autoverkeer, een stuwmeer, de geploegde voren in een akker, etc..
  • „..De beeldhouwer, lefgozer, tovert uit leven een kist vol gedenkgoed, laat hem lomp neer / Naast een pad. Hij liet beweging stollen in staal, beet op zijn kiezen, ramde met kracht avontuur in een mal. / Andersom gaat het niet. Loodzwaar blijft hier eeuwig liggen wat stroomde, ons lief was en niet verdwijnen zal.”
  • Bron: Carin Reinders, juryrapport Wilhelminaring 2004
  • Aanhaling(en): 'Winnaar Wilhelminaring 2004 Carel Visser', op website Wilhelminaring
  • Van de vier genoemde beeldhouwers was Visser degene die werkte in de meeste variaties qua stijl en toegepaste materialen

Externe links[bewerken]

Galerij van werken[bewerken]