James Ensor: verschil tussen versies

Uit Wikiquote
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
FotoDutch (overleg | bijdragen)
k andere tijdsindeling
FotoDutch (overleg | bijdragen)
Regel 99: Regel 99:


===Citaten, vanaf 1900===
===Citaten, vanaf 1900===
{{Citaat
| tekst = ..voorzichtige progressieven die behendige zakenlieden en brave opportunisten zijn geworden [..] Voormalige volgelingen van de Twintigers [Les XX], belust op het goede graan dat zij hebben gezaaid [..] De Vlaming is geen colorist meer. De Vlaamse kunst is morsdood, geveld, ontzield, gecrepeerd [..] het is niet meer dan een wankele pop van stro, kleurloos, nog hooguit bezield door krekels en critici.
| bron = {{aut|James Ensor}}, 'Une réaction artistique au pays de Narquoisie' (Een kunstzinnige reactie in het land van Spotternije), in ''La Vie Nouvelle'', nr 3, mei 1900, p. 149-152
| aangehaald = {{aut|Eric Min}}, ''James Ensor – een biografie'', Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 178; {{ISBN|978 90 854204 9 1}} & ''La Ligue Artistique'', c. 1900-1901
| opmerking = Een tirade, doorspekt met krachttermen tegen de eigentijdse kunst, die haar eigen wortels heeft verraden en slechts buitenlandse voorbeelden navolgt uit commercieel gewin. Hiermee nam Ensor ook definitief afstand van veel kunstenaars om hem heen
}}

{{Citaat
{{Citaat
| tekst = De experimenten van de [[w:Pointillisme|pointillisten]] [als Seurat en Signac] lieten mij koud; zij trachtten slechts de trillingen van het licht weer te geven. Koud en methodisch stippelden zij [..] het resultaat is een onpersoonlijk kunstwerk. Het pointillisme [..] komt er niet toe, het [licht] vorm ter geven. Mijn eigen zoektocht, mijn visie staat er ver van af. ''Je crois être un peintre d’exception'' (Ik zie mezelf als schilder van de uitzondering).
| tekst = De experimenten van de [[w:Pointillisme|pointillisten]] [als Seurat en Signac] lieten mij koud; zij trachtten slechts de trillingen van het licht weer te geven. Koud en methodisch stippelden zij [..] het resultaat is een onpersoonlijk kunstwerk. Het pointillisme [..] komt er niet toe, het [licht] vorm ter geven. Mijn eigen zoektocht, mijn visie staat er ver van af. ''Je crois être un peintre d’exception'' (Ik zie mezelf als schilder van de uitzondering).

Versie van 9 jul 2021 13:20

J. Ensor, 1890: 'Ensor voor zijn schildersezel', olieverf op linnen
Informatie bij zusterprojecten:
artikel in Wikipedia
media bij Commons
Informatie in externe bronnen:
DBNL pagina in DBNL
KB pagina in KB-catalogus
RKD pagina in RKD

James Ensor (Oostende, 13 april 1860 - aldaar, 19 november 1949) was een Belgische kunstschilder en een belangrijk figuur in de moderne kunst van België..

Citaten van James Ensor - chronologisch

Citaten, 1880 tot 1890

  • „Het licht vreet de voorwerpen op.”
  • Bron: Emile Verhaeren, opmerking van Ensor, c. 1882
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 55; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Vanaf 1880 schilderde Ensor veel interieurs, in zijn ouderlijk huis aan de Vlaanderenstraat in Oostende - vaak met Mitche [= zijn zus Mariëtte, een jaar jonger dan hem] als model. In deze doeken speelde het licht vaak een hoofdrol
  • „In de ultieme vorm van waarnemen ziet de kunstenaar de subtiliteiten en het spel van het licht, zijn vlakken en omwentelingen. Dit gestage onderzoek transformeert je blik: de lijn lijdt en wordt bijzaak. Deze manier van kijken wordt zelden begrepen. Zij vereist langdurige observatie en volgehouden aandacht.De ongeschoolde blik ziet slechts wanorde, chaos en fouten.”
  • Bron: James Ensor 1882, 'Réflexions sur l’art'
  • Aanhaling(en): Erik de Smedt, 'Man aan de rand - Eric Min: James Ensor, Een biografie', 2009
  • Een opmerkelijke en ook verhelderende (vroege) notitie van Ensor, waarin hij lijkt te stellen dat de lijn van weinig belang is binnen het schilderij
  • Bron: James Ensor 1888, titel van schilderij
  • Aanhaling(en): Ruud van Capelleveen, 'James Ensor (1860-1949)', website Cultuurarchief
  • Dit grote schilderij (circa 2,5 x 4 meter) heeft vele jaren in Ensors woonkamer gehangen, omdat hij er moeilijk afstand van kon doen. Pas in 1929 was het doek voor publiek te zien op een tentoonstelling in het Paleis van Schone Kunsten', te Brussel
  • „Wat wilt gij? Zijt gij niet tevreden? Een beetje geduld. Geen geweld. Ik zie wel iets, maar ik snap niet goed waarover het gaat. Ik kan het niet zo goed zien.”
  • Bron: James Ensor 1889, ingeschreven tekst in koperets 'België in de 19de eeuw'
  • Aanhaling(en): Vlaamse Kunstcollectie, 'James Ensor: België in de 19de eeuw'
  • Vanuit de massa probeert een opstandeling in de ets de koning met zijn vaandel te bereiken. Hierop staan de eisen van het volk te lezen. Maar de onverschilligheid van de vorst voor zijn volk is in grote bogen duidelijk leesbaar door Ensor neergeschreven

Citaten, 1890 tot 1900

  • „Wie zijn de genodigden [voor een tentoonstelling van 'Les XX'], en wat maken ze? [..] Ik weet van niets en wacht ongerust en onzeker, kregelig en achterdochtig zoals de draak Fessine, [..] overlopend van gal, met bokkenpoten, het verscheurde hart gevoed door het venijn van de anderen, schreeuwend, schijtend, boerend, scheten latend, veestend, pissend, een vreselijk gebrul uitzwetend [..] Ik wacht, angstig en gekweld, en vraag u snel te antwoorden. Uw toegewijd, James Ensor”
  • Bron: James Ensor, brief 28 oktober 1890, aan Octave Maus
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 131; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Ensor portretteert zichzelf hier in zijn argwaan en achterdocht t.a.v. zijn collega-kunstenaars in de kunstenaarsvereniging Les XX die regelmatig groepstentoonstelling organiseerde, vaak onder leiding van O. Maus
  • „..het grote doek met Christus en de maskers, vol beweging en karakteristieke koppen en krachtige kleuren [is nog niet klaar]. [..] Mijn expositie is onthoofd. Ik heb schokeffecten nodig om indruk te maken. En alles in dat doek ademt geweld en beweging.”
  • Bron: James Ensor, brief begin 1892, aan Emile Verhaeren
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 138; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Ensor heeft zijn grote werk De Intocht van Christus te Brussel, waar hij in 1888 aan begonnen was, niet klaar gekregen voor de a.s. expositie van 'Les XX'; zijn moeder was ernstig ziek en hijzelf had longontsteking
  • „Ik heb altijd ervaren dat een juist getekende lijn geen diepe gevoelens kan opwekken. Ze vraagt geen offers, geen inzicht [..] De lijn heeft het genie de oorlog verklaard [..] geen enkel machtig en schoon gevoelen, geen beslissnede keuze kan zij uitdrukken [..] De vorm is zelf niet meer dan zwakke imitatie, gebrek aan verbeeldingskracht. Vorm is oubollig - een trucje van de klassieken.”
  • Bron: James Ensor, brief eind 1894, aan Pol de Mont
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, pp. 156-157; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Ensor wilde het licht afbeelden, want het licht vertekent en vervormt de werkelijkheid, waardoor zowel "lijn" als "vorm" het nakijken hebben
  • „'Onder aanvoering van Krazon op een dolle kat gezeten, geleiden de duivels Dzittss en Hihahox Kristus ter helle'”
  • „Zijn [ Alfred Stevens ] schilderijen stellen niets voor, zijn coloriet is een ratjetoe. Zijn werken maken geen verheven gevoelens los en zetten je evenmin aan het denken. Ze zijn van een liederlijke middelmatigheid die tot alle toegevingen bereid is: van gebrek aan kwaliteit en valse chic tot de lage streken van een doortrapte goochemerd.”
  • Bron: James Ensor, in Le coq rouge, 1896
  • Aanhaling(en): Marc Holthof, 'Alfred Stevens in de Koninklijke Musea', in De Witte Raaf, editie 140 juli-augustus 2009
  • Vanaf 1896 publiceerde Ensor meermaals korte stukken in de Brusselse anarchistisch gezinde tijdschriften 'Le coq rouge' en 'La ligue artistique: libre tribune d'art et de littérature'
  • „Uitgeput en doodmoe [..] Het leven in Oostende is monotoon [..] Ik ken geen enkele Oostendenaar. Ik walg van hun vijandige houding en hun weerzinwekkende gedrag.”
  • Bron: James Ensor, brief 23 januari 1897, aan Constantin Ganesco
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 165; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Het jaar 1897 was een weinig creatief jaar voor Ensor. Op de weinige doeken die hij maakte verschenen veel skeletten, die met hun zeis door de lucht maaiden. Natuurlijk kende Ensor mensen in Oostende, maar hij ergerde zich van tijd tot tijd enorm aan de bekrompenheid aldaar
  • „[kritiek op de kunst-recensenten:] Enkele kunstbroeders [van de groep 'XX / Les Vingt'] worden op de index geplaatst, geweigerd, afgekraakt, beschimpt, aan de schandpaal genageld – vooral zij die als "revolutionair" bekendstonden [..] [kritiek op de leden:] ..de opportunistische kritiek van mijn artistieke vrienden, de domheid, de kwade trouw, de onkunde van critici, de vileine en laaghartige aanvallen van mijn voormalige imitatoren..”
  • Bron: James Ensor, brief oktober 1899, aan Jules Du Jardin
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 73; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Ensor keek in 1899 tamelijk rancuneus en kritisch terug op de jaren die hij doorbracht in de kunstenaarsgroep 'XX' - zowel naar de kritiek erop van buitenaf, als naar de leden van de groep zelf

Citaten, vanaf 1900

  • „..voorzichtige progressieven die behendige zakenlieden en brave opportunisten zijn geworden [..] Voormalige volgelingen van de Twintigers [Les XX], belust op het goede graan dat zij hebben gezaaid [..] De Vlaming is geen colorist meer. De Vlaamse kunst is morsdood, geveld, ontzield, gecrepeerd [..] het is niet meer dan een wankele pop van stro, kleurloos, nog hooguit bezield door krekels en critici.”
  • Bron: James Ensor, 'Une réaction artistique au pays de Narquoisie' (Een kunstzinnige reactie in het land van Spotternije), in La Vie Nouvelle, nr 3, mei 1900, p. 149-152
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 178; ISBN 978 90 854204 9 1 & La Ligue Artistique, c. 1900-1901
  • Een tirade, doorspekt met krachttermen tegen de eigentijdse kunst, die haar eigen wortels heeft verraden en slechts buitenlandse voorbeelden navolgt uit commercieel gewin. Hiermee nam Ensor ook definitief afstand van veel kunstenaars om hem heen
  • „De experimenten van de pointillisten [als Seurat en Signac] lieten mij koud; zij trachtten slechts de trillingen van het licht weer te geven. Koud en methodisch stippelden zij [..] het resultaat is een onpersoonlijk kunstwerk. Het pointillisme [..] komt er niet toe, het [licht] vorm ter geven. Mijn eigen zoektocht, mijn visie staat er ver van af. Je crois être un peintre d’exception (Ik zie mezelf als schilder van de uitzondering).”
  • Bron: James Ensor c. 1906-08, gestuurde notities aan August Vermeylen
  • Aanhaling(en): August Vermeylen, Sur James Ensor (monografie), 1908
  • In 1887 exposeerde Ensor al, waar ook het grote doek 'La Grande Jatte' van Seurat hing; het pointillisme kwam toen België binnen en vond er waardering. Ook Vermeylen was positief, maar gaf in zijn monografie over Ensor de schilder ruimte voor zijn afkeuring
  • „Jawel, goede vrienden, van bij het gloren van mijn eerste dag kwam Venus mij tegemoet [..] Ik heb haar maar vlug geschilderd: zij zette haar tanden in mijn penselen, schrokte mijn verf op. Zij aasde op mijn geschilderde schelpjes.”
  • Bron: James Ensor, uit toespraak, 22 december 1923, Hotel Osborne in Oostende, België
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 23; ISBN 978 90 854204 9 1
  • In zijn teksten kwamen herhaaldelijk de schelpen en de zee langs als grote inspiratie; aan hen dankte hij alles. Zijn schelpen lagen ook beneden in de winkel in Oostende; ze zijn nog steeds te zien in zijn vele stillevens
  • „Mijn atelier telt vijf ramen en bevindt zich onder de zolder; het belangrijkste raam kijkt naar het zuiden [..] op borsthoogte, kun je het grootste deel van de stad [Oostende] zien; [en] enkele uitzichten op het platteland”
  • Bron: James Ensor, brief 1928 aan Andre de Ridder
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 31; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Beschrijving van zijn atelier in Oostende dat hij vanaf 1917 gebruikte. Vanuit het raam keek hij over de huizendaken en zag de torens van de stad. Het atelier stond vol met eigen werk - en met de vele maskers, potjes, schelpen en kommetjes die ook in zijn stillevens terugkwamen

Citaten over James Ensor - chronologisch

  • „..[een student] met rake observaties van licht- en luchteffecten, een zekere verfijning in de toonaarden en, wat opmerkelijk is voor een nieuwkomer, de afwezigheid van banaliteit. [..] [maar] geeft blijk van een uitgesproken misprijzen voor tekening, modelé en perspectief. Mijnheer Ensor moet beseffen dat geen enkel talent het kan stellen zonder vormbeheersing.”
  • Bron: Portaels, 'Salon van La Crysalide', in L’Art Moderne, 5 juni 1881
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, pp. 57-58; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Een heel vroege recensie van zijn voormalige academiedirecteur Portaels; het is een mixture van waardering en kritiek, waarin de lichtwerking en toon als positief worden uitgetild
  • „Mijnheer Ensor gelooft uitsluitend in het impressionisme. Dat is zijn religie, en elk van zijn schilderijen is er het credo van. De figuur en de voorwerpen krijgen hun natuurlijke reliëf, de bloemen worden levendig en stralend, de flessen en het kristal gaan veelkleurig schitteren en het tafellinnen krijgt een fijne, witte tint.”
  • Bron: B. Gneur, 'onze schilders die vetrekken naar de tentoonstelling in Antwerpen', in L’Echo d’Ostende, 9 juli 1882
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, pp. 59-60; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Ensor's levensgrote lichte doek van een interieur met buffet, vrouwelijk model en flessen werd uitvoerig besproken in deze recensie
  • „In de figuur van Ensor worden enkele uitgangspunten geïncarneerd en geconcentreerd die we anarchistisch kunnen noemen. Kortom: hij is een gevaarlijk heerschap. Als hij volhoudt – en als ze hem niet klein krijgen – maakt hij veel kans om een bres te slaan in de oude vestingmuur; die verdedigd wordt door de laatste oud-strijders van achttienhonderddertig.”
  • Bron: curator, van kunsttijdschrift L'Art Moderne, 12 oktober 1884
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 79; ISBN 978 90 854204 9 1
  • "anarchistisch" is hier positief bedoeld, zoals de gehele recensie trouwens
  • „Ensor is niet altijd heel, héél gedistingeerd, maar het mag een schandelijke onrechtvaardigheid heten, hem te beschouwen als een grappenmaker. [..] nu heel puur en dan [weer] heel smerig plat. [..] [zijn figuren] spreken al het raadselachtige uit. het verborgen geheimzinnige, het ongezellige en vreemd-groteske van het leven.”
  • Bron: August Vermeylen, 'De Salon van 'Les XX ', in De Vlaamsche School, c. februari 1892
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 139; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Vermeylen benadrukte allereerst in zijn recensie dat de kunstenaars van de groep 'Les XX' allemaal individuen zijn met hun eigen persoonlijke uitingen - er bestaat geen School! Wel hebben ze gemeenschappelijk dat ze bewust de traditionele conventies in de kunst negeren
  • „Zijn fysiek: een tengere Don Quichot van de kunst, [..] ,de blik scherp, zijn snor in de wind - zo kom je hem tegen op de dijk in Oostende, slenterend, met twee mopshonden, zijn blik verloren tussen de zonovergoten bootjes of ontzet snuffelend naar burgers met vakantie aan zee [..] Zijn moraal: een tot op vandaag onbegrepen mens.”
  • Bron: Eugène Demolder, James Ensor - Mort mystique d'un théologien, uitgever Lacomblez Brussel, 1892
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 142; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Eugène Demolder schreef de eerste monografie over Ensor. Ensor op zijn beurt schilderde in 1893 een 'Portret van Eugène Demolder', onder de Maagd Maria. Ensor had inderdaad een dagelijkse loopje door zijn Oostende en over het strand
  • „..,de ellebogen op tafel, bij Francesco Cirio [in Brussel], beginnen we te kouten [praten] over kunst! Op kunstgebied zijn ze vooruitstrevend en anarchist, noemen het Salon een 'artistiek gasthuis', en verdedigen 'de XX'”
  • Bron: Karel van de Woestijne, essay uit 1909 over de kunstschilder Maurits Niekerk
  • Aanhaling(en): Een impressie van Karel van de Woestijne, van de groep jonge kunstenaars 'Les XX', waarvan Ensor één van de oprichters was in 1883 (nadat een werk van hem geweigerd was door de artistieke elite). Les XX had geen program!
  • „Christus is niet langer de vergevingsgezinde, onthechte zoon van God maar een freak uit een lowbudgethorrorfilm, buiten zinnen en tuk op wraak. De kop van Ensor/Christus herinnert aan Metsys' paneel waarvan de schilder in Antwerpen een reproductie heeft gekocht. Door de figuur in zijn oeuvre naar binnen te slepen, kan Ensor naar hartenlust provoceren. Zowel de weldenkende goegemeente als de vrijzinnige broeders kregen een trap in de onderbuik.”
  • Bron: Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Aanhaling(en): Erik de Smedt, 'Man aan de rand - Eric Min: James Ensor, Een biografie', 2009
  • Maar ook: P.J. Hodin vroeg Ensor c. 1948 hoe hij zich God voorstelde. Hij antwoordde: 'Als een kracht, iets dat sterk is. [..] Het is een gewaad waarin wij onze naaktheid hullen. Wij weten niets van God, maar Christus heeft een betekenis die niet kan ontkend worden.
  • „Voortaan [vanaf 1893] zou hij alleen nog de conservator van zijn eigen museum zijn.”
  • Bron: Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008; ISBN 978 90 854204 9 1, p. 150
  • Aanhaling(en): Erik de Smedt, 'Man aan de rand - Eric Min: James Ensor, Een biografie', 2009
  • Het 'musueum' was zijn eigen huis in Oostende waar hij de vele bezoekers zijn werken liet zien. Vanaf circa 1900 hield Ensor zich ook veel bezig met het naschilderen van zijn eigen vroegere werk - dat hij vervolgens een oudere datering meegaf