Jan Veth: verschil tussen versies

Uit Wikiquote
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
FotoDutch (overleg | bijdragen)
FotoDutch (overleg | bijdragen)
Regel 38: Regel 38:
| opmerking = Vanaf die tijd heeft Veth portretten in de litho-techniek gemaakt - o. a. een vroeg portret-in-litho van [https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Zwart-wit_litho_portret_van_professor_P.J._Veth_op_77-jarige_leeftijd,_KITLV_52V13.tiffprofessor P.J. Veth op 77-jarige leeftijd], in 1891. Hij begon al vanaf 1890 de reeks "Bekende Tijdgenooten" in ''Het Weekblad'' dat later werd omgezet in [[w:De Kroniek|''De Kroniek'']]
| opmerking = Vanaf die tijd heeft Veth portretten in de litho-techniek gemaakt - o. a. een vroeg portret-in-litho van [https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Zwart-wit_litho_portret_van_professor_P.J._Veth_op_77-jarige_leeftijd,_KITLV_52V13.tiffprofessor P.J. Veth op 77-jarige leeftijd], in 1891. Hij begon al vanaf 1890 de reeks "Bekende Tijdgenooten" in ''Het Weekblad'' dat later werd omgezet in [[w:De Kroniek|''De Kroniek'']]
}}
}}

{{Citaat
| tekst = Ik ben overtuigd, dat elk intellectueel hooger staand mensch tegenwoordig de socialistische idee moet helpen groeien.
| bron = {{aut|Jan Veth}}, brief juni 1891, aan een vriend
| aangehaald = {{aut|J. Huizinga}}, [https://www.dbnl.org/tekst/_gid001192701_01/_gid001192701_01_0094.php 'Uit het leven van Jan Veth.'], in ''De Gids.'' Jaargang 91, 1927, p. 89
| opmerking = Het was meer het artistieke socialisme van een [[w:William Morris (ontwerper)|William Morris]] dat hem aantrok; de invloed van het socialisme ging gelijk op met zijn vriendschap met [https://nl.wikipedia.org/wiki/Pieter_Lodewijk_Tak#/media/Bestand:Pieter_Lodewijk_Tak,_by_Jan_Veth.jpg [[w:Pieter Lodewijk Tak|P.L. Tak]]; diezelfde zomer van 1891 trokken ze samen door Friesland
}}


{{Citaat
{{Citaat

Versie van 20 mei 2021 21:51

Zelfportret van Jan Veth
Informatie bij zusterprojecten:
artikel in Wikipedia
media bij Commons
Informatie in externe bronnen:
BP pagina in Biografisch portaal
DBNL pagina in DBNL
KB pagina in KB-catalogus
RKD pagina in RKD

Jan Veth (Dordrecht, 18 mei 1864 - Amsterdam, 1 juli 1925) was een Nederlandse kunstschilder, dichter, kunstcriticus en hoogleraar kunstgeschiedenis.

Citaten van Jan Veth - chronologisch

  • „Ik zou toch heusch wel zin hebben, om landschapschilder te worden. Als ik dit zeg, zet mijnheer Allebeé [directeur van de Rijksacademie, Amsterdam] een zuur gezicht. "Waar blijf je dan met je litteratuur?" zei hij mij eens. Maar dat is gek en doet niets ter zake. Maar om een goed landschapschilder te worden, moet men zoo verbazend veel, jaar in jaar uit, in de natuur gezeten hebben, om wat te leveren; en ik wil toch zooveel anders en... ach nog zoo weinig.”
  • Bron: Jan Veth, brief van Baarn zomer 1884, aan zijn toenmalige verloofde
  • Aanhaling(en): Johan Huizinga, https://www.dbnl.org/tekst/huiz003verz07_01/huiz003verz07_01_0043.php 'Vorming'], in Verzamelde werken. Deel 6. Biografie, 1950, Tjeenk Willink & Zoon, Haarlem 1950, p. 340
  • Allebeé was een voormalige belangrijke schilderdocent van Jan Veth, die ook na de opleidingsjaren per brief nog contact hield met zijn studenten. Voor Veth vond hij blijkbaar de schrijvers-kant van groot belang om verder te ontwikkelen
  • „Rembrandt, Millet en Jaap [Maris], ziedaar het artistieke klaverblad wat mijn heilige drieëenheid is. [..] Eigenlijk ben ik tegenwoordig te ordinair gestemd om het sublieme van Jaap volop te kunnen genieten, maar het blijft – A thing of beauty is a joy forever.”
  • Bron: Jan Veth, brief uit Dordrecht 26 december 1886, aan Etha Fles
  • Aanhaling(en): RKD, briefcitaat, in brievencollectie Jan Veth
  • Ondanks eigen financiële krapte kon hij zijn bewondering voor Maris aldus uitdrukken tijdens de Kerstdagen in Dordtrecht
  • „Ik wou zoo graag wat aan steenteekenen [ lithograferen ] gaan doen - misschien een gril, omdat een ieder tegenwoordig etst - maar toch door een feitelijke neiging daartoe gebracht. Nu ben ik zoo ouderwetsch om nogal graag eenigszins techniesche wenken omtrent zooiets te kennen [..] en ik wou u dus vragen: bestaat er niet een goede Traité de la lithographie of zooiets? (P.S.) Bij ontstentenis van eenige literatuur over het onderwerp u te verzoeken om zeer te waardeeren voorschriften van uwe hand durf ik haast niet wagen, ofschoon ik daar zeker het meest aan hebben zou.”
  • „Ik ben overtuigd, dat elk intellectueel hooger staand mensch tegenwoordig de socialistische idee moet helpen groeien.”
  • „Ik werk en werk, en heb in 't algemeen zoo bitter weinig satisfactie en zoo beroerd veel tegenwind, - ik zal maar niet uitpakken.... Dag kerel, ik ben gedrukt en moe, maar stellig al weer gerestaureerd als je dezen krijgt.”
  • Bron: Jan Veth, brief 2 Januari 1893, aan DerKinderen
  • Aanhaling(en): J. Huizinga, 'Uit het leven van Jan Veth.', in De Gids. Jaargang 91, 1927, pp. 77-78
  • Veth schreef in die tijd veel over andere kunstenaars zoals over Derkinderen, Van Gogh en Jan Toorop; hij kwam nauwelijks aan het maken van portretten toe en raakte dat spoor wat kwijt
  • „Ik ben nog nooit zoo lekker aan den gang geweest. Allemaal werk voor de borst, - en bijna allemaal mooi werk. Ik ben bezig, Dr. Samson te schilderen, een kop van waar-benje-me zoo massief: een lekkere ronde tastbare kop met zwarte pik-oogen, net gemaakt om met gezet genoegen te conterfeiten. Ja, waarachtig, ik geloof dat onze lieve Heer die facie geboetseerd heeft om hem te juister tijd in mijn atelier te kunnen zetten te mijnen bate [..] en ik voel me zoo lekker als ooit”
  • Bron: Jan Veth, brief zomer 1893, aan Etha Fles
  • Aanhaling(en): J. Huizinga, 'Uit het leven van Jan Veth.', in De Gids. Jaargang 91, 1927, p. 78
  • Dit citaat geeft een treffende beschrijving van wat voor Veth het aantrekkelijke was van portretschilderen - wat hij voornamelijk deed; bovendien was hij die zomer uit een dal gekomen
  • „U zal van mij wel willen aannemen, dat ik voor alle kunst buiten de schilderijkunst de meest vurige belangstelling heb. Maar dit neemt niet weg, dat ik toch niet opeens verbranden zal, wat ik echts voor mij zelf geladen heb. [..] Wij moeten in ons werk zelf ongevoelig zijn voor den wind, die daar buiten waait,
  • Bron: Jan Veth, brief zomer 1894, aan Mej. Thérèse van Hall
  • Aanhaling(en): J. Huizinga, 'Uit het leven van Jan Veth.', in De Gids. Jaargang 91, 1927, p. 88
  • Veth had zich zelf sterk ingezet om de decoratieve kunst van o.a. Antoon Derkinderen en ook Jan Toorop naar voren te brengen; ook in zijn eigen werk van 1892-1893 - met name in zijn grafische werk - is een lichte neiging tot stilering / vereenvoudiging te zien

Citaten over Jan Veth - chronologisch

  • „[Jan] Veth zei van de week dat de beweging in de Schilderkunst gelijkloopend met de Litteraire is. Jullie willen niets gezegd hebben, dan wat gevoeld is; dàt juist willen wij ook.”
  • Bron: Albert Verwey, brief 1885, aan Jacobus van Looy
  • Aanhaling(en): Benno Tempel, 'Voorsteden en Achterbuurten' in Rumoer in de stad – De schilders van Tachtig, Gemeentemuseum Den Haag / WBooks 2017, p 46; ISBN 9789462582071
  • Veth wordt hier aangehaald met zijn uitspraak over de verhouding van de schrijvende Tachtigers en de schilderende Amsterdamse Impressionisten. Hij was zelf aan beide zijden vertegenwoordigd als schilder/dichter, en bovendien nog kunstcriticus
  • „Vroeger dacht ik wel eens, als er een of ander van mij besproken werd: ik moet maar zelf eens wat expliceeren, wat op de hoogte brengen, de menschen weten niet wat ik daar eigentlijk zelf in zie. [..] Nu gij uw boekje over mij hebt uitgegeven, vind ik het niet meer noodig, [..] en ik kan dus rustig blijven voortschilderen, zonder met een stokje uit te roepen: hier zie je nou dit of dat, je denkt, dat het daarom is, maar het is hierom, enz.”
  • Bron: Jozef Israëls, brief uit Den Haag 5 Mei 1889, aan Jan Veth
  • Aanhaling(en): J. Huizinga, 'Uit het leven van Jan Veth.', in De Gids. Jaargang 91, 1927, p. 74
  • De oude Jozef Israëls reageerde op het boekje dat Veth over hem schreef: Jozef Israëls en zijn werk, Gebroeders E. & M. Cohen, Arnhem en Nijmegen, 1904. Het eerste contact met Jozef Israëls dateerde al van 1887 en zou zich voortzetten; ook met zijn zoon Isaac Israëls was Veth toen al bevriend
  • „Het [portret] is van karakteristiek al heel buitengewoon, ik kèn die juffrouw en heb haar al honderd maal gesproken. Het is als Holbein geteekend, maar voilà la question: moet het niet als Veth geteekend zijn? De kleur van de kleeren is beter als die van het gelaat en de handen is. Ik weet niet, of de achtergrond wel goed is. Zou er zich niets in kunnen vertoonen? [..] Misschien schildert gij verder op, met uwe Holbeinsche methode, nog wat Hollandsch-achtigheid er doorheen, dan wordt je origineel, het is heel moeilijk, maar je bent nog al vasthoudend.”