Niccolò Machiavelli: verschil tussen versies

Uit Wikiquote
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
EleferenBot (overleg | bijdragen)
k r2.7.3) (Robot: toegevoegd: li:Niccolò Machiavelli
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 4: Regel 4:
|wikipedia=Niccolò Machiavelli
|wikipedia=Niccolò Machiavelli
|periode=1469 - 1527
|periode=1469 - 1527
|beschrijving=was een [[filosoof]], politicus en [[schrijver]] in Florence
|beschrijving=was een [[filosoof]], politicus en schrijver in Florence
}}
}}



Versie van 8 mei 2012 18:26

Niccolò Machiavelli

Niccolò Machiavelli (1469 - 1527) was een filosoof, politicus en schrijver in Florence.

Algemeen

  • De ene verandering legt altijd de grondslag voor de verandering die erop volgt.
  • De mensen wisselen graag van heerser omdat ze geloven dat ze het dan beter krijgen.
  • Al beschikt iemand over zeer sterke legers, toch heeft hij altijd de welwillendheid van een gebied nodig om er binnen te kunnen komen.
  • Als je zelf ergens woont, zie je eventuele wantoestanden geboren worden en kun je er meteen iets tegen doen. Maar als je er niet woont, hoor je er pas van wanneer ze een grote omvang bereikt hebben en dan valt er niets meer tegen te beginnen.
  • Wat alle wijze regeerders verplicht zijn te doen: niet louter en alleen rekening houden met wantoestanden die er op een bepaald moment zijn, maar ook die welke in de toekomst kunnen ontstaan en daar met alle mogelijke middelen tegenin gaan.
  • Het is als met de tering: de ziekte is in het begin gemakkelijk te genezen en moeilijk te constateren, maar wanneer men haar niet meteen in de beginfase onderkent en geconstateerd heeft, gemakkelijk te constateren en moeilijk te genezen.
  • De tijd stuwt immers altijd alles voort en hij kan iets wat slecht is tot iets goeds maken, maar ook iets wat goed is tot iets slechts.
  • Het verlangen om bezit te verwerven is zonder twijfel heel natuurlijk en normaal.
  • Men moet nooit een wantoestand voort laten bestaan om een oorlog te ontlopen. Want je ontloopt deze niet, maar je stelt hem in je eigen nadeel alleen maar uit.
  • Men kan hieruit een algemene regel afleiden, welke altijd of bijna altijd opgaat, dat namelijk degene die maakt dat iemand anders machtig wordt, zelf daarvan de dupe wordt.
  • Wanneer gebieden die veroverd worden gewoon zijn in vrijheid en volgens eigen wetten te leven, dan zijn er drie methodes om ze in bezit te houden: de eerste is ze te verwoesten, de tweede is er zelf te gaan wonen, de derde is ze te laten leven volgens hun eigen wetten.
  • Als iemand de baas wordt van een stad die gewend is in vrijheid te leven en hij haar niet vernietigt, moet hij er op rekenen door haar vernietigd te worden.
  • Want omdat de mensen bijna altijd gebaande wegen bewandelen en zich in hun doen en laten richten naar anderen, zonder dat ze echter in staat zijn de wegen van hen die ze nadoen overal volledig te volgen of de kwaliteiten van die personen te evenaren, moet een verstandig man steeds de weg inslaan die grote mannen vóór hem zijn gegaan.
  • En hij kan het beste te werk gaan zoals bekwame boogschutters, die wanneer ze het doel dat ze willen raken te ver weg achten, omdat ze weten wat de kracht van hun boog is, het mikpunt veel hoger nemen dan het doelwit, niet om met hun pijl zo hoog te komen, maar om met behulp van dat hoge mikpunt hun doel te kunnen bereiken.
  • Het doen en laten van aanzienlijken kan men op twee manieren bekijken:
    • Ofwel ze gedragen zich zó dat ze zich in alles aan je binden,
    • ofwel ze doen dat niet.
  • Degenen die zich aan je binden behoor je te eren en te beminnen.
  • Degenen die zich niet aan je binden moet je in twee groepen verdelen:
    • De eerste hiervan bestaat uit personen die zo handelen uit kleingeestigheid en aangeboren lafheid. Van deze personen moet je gebruik maken, want in tijden van voorspoed strekken ze je tot eer en in tijden van tegenspoed hoef je ze niet te vrezen.
    • Maar bij de tweede groep ligt het anders, die denken meer aan henzelf dan aan jou. Voor dit soort figuren dient een heerser op zijn hoede te zijn, en hij moet hen vrezen als openlijke vijanden. Want ze zullen in tijden van tegenspoed altijd hun medewerking verlenen om hem ten val te brengen.
  • Iemand die aan de macht komt door de gunst van het volk, moet dan ook zorgen dat hij het volk steeds te vriend houdt: iets dat hem niet moeilijk zal vallen aangezien het alleen maar vraagt om niet onderdrukt te worden.
  • Maar iemand die tegen de wil van het volk dankzij de gunst van aanzienlijken aan de macht komt, moet vóór alles proberen het volk voor zich te winnen; iets dat hem niet moeilijk zal vallen wanneer hij het onder zijn bescherming neemt.
  • Ik wil alleen maar de conclusie trekken dat het voor een heerser noodzakelijk is het volk te vriend te houden. Want anders heeft hij in tijden van tegenspoed niets waar hij op terug kan vallen.
  • Vaak komen machtsposities in gevaar wanneer de machtshebbers proberen hun gezag - dat ze in feite aan hun medeburgers ontlenen - om te zetten in absolute macht.
  • In onzekere tijden zal de heerser altijd gebrek hebben aan mensen die hij kan vertrouwen.
  • Een verstandig heerser moet een methode bedenken waardoor zijn onderdanen altijd en onder alle omstandigheden zijn gezag en persoon nodig hebben. Pas dan zullen ze hem altijd trouw zijn.
  • Ik geef als mijn mening te kennen dat diegenen op eigen benen kunnen staan, die over voldoende mensen of geld beschikken en daardoor in staat zijn een behoorlijk leger bijeen te brengen en slag te leveren tegen iedereen die hen aanvalt.
  • En precies zo meen ik, dat zij die de vijand niet in het open veld tegemoet kunnen treden, maar genoodzaakt zijn zich binnen de muren terug te trekken en deze te verdedigen, altijd op de hulp van anderen zijn aangewezen.
  • Men kan nu eenmaal niet de risico's wegpraten die verbonden zijn aan een aanval op iemand die zijn stad goed heeft versterkt en niet door het volk gehaat wordt. Een heerser die een sterke stad bezit en geen haat opwekt, kan dus niet worden aangevallen.
  • Voor de heerser is het noodzakelijk dat de grondslagen waarop hij zijn macht baseert goed zijn. Anders komt hij zeker ten val.
  • De voornaamste grondslagen waarop alle machtsvormen berusten, worden gevormd door goede wetten en goede wapenen. Er kunnen geen goede wetten zijn als er geen goede wapenen zijn; en omgekeerd, als er goede wapenen zijn, zijn er automatisch ook goede wetten.
  • Ik beweer nu dat een nieuwe heerser, die zich in een volkomen nieuw machtsgebied wil handhaven, meer of minder moeilijkheden ondervindt al naargelang hij als veroveraar over meer of minder kwaliteiten beschikt.
  • Voor degenen die ergens aan de macht komen door gebruik te maken van hun kwaliteiten, is het moeilijk om die machtspositie te verwerven, maar gemakkelijk om haar te behouden.
  • Zij die alleen maar door een gelukkige samenloop van omstandigheden van gewoon burger heerser worden, kost het weinig moeite om het te worden, maar veel om het te houden.
  • Deze regel gaat alleen dan niet op wanneer zij die plotseling aan de macht gekomen zijn, over dusdanige kwaliteiten beschikken, dat zij ogenblikkelijk de nodige voorzorgsmaatregelen weten te treffen om dat wat de fortuin hun in de schoot heeft geworpen te behouden, en ook in staat zijn achteraf de fundamenten voor hun machtspositie te leggen, die anderen gelegd hebben vóórdat ze aan de macht kwamen.
  • Iemand die de fundamenten van zijn macht niet van te voren legt, zou dat met grote persoonlijke inzet ook achteraf nog kunnen doen, ook al gaat dit laatste gepaard met moeilijkheden voor de bouwmeester en gevaren voor het bouwwerk.
  • Wie meent dat machtige personen oude beledigingen vergeten doordat ze nieuwe weldaden ontvangen, maakt een grote fout.
  • Veel machthebbers hebben zich door middel van hun wreedheden zelfs in tijden van vrede niet weten te handhaven, om dan nog maar niet te spreken over tijden van oorlog wanneer álles op losse schroeven staat.
  • Van goed gebruikte wreedheid kan men spreken wanneer iemand deze plotseling begaat, uit noodzaak zich te handhaven, en niet verder continueert, maar omzet in een zo groot mogelijk welzijn voor zijn onderdanen.
  • Slecht gebruikt is dié wreedheid die, ook al is ze in de aanvangsfase klein, met de tijd eerder toe- dan afneemt.
    • Op grond hiervan kan opgemerkt worden dat iemand die zich ergens meester maakt van de macht, alle harde en onmenselijke maatregelen die hij noodgedwongen moet nemen, goed dient te bestuderen en allemaal tegelijk ten uitvoer moet brengen. Dan hoeft hij ze namelijk niet iedere dag te herhalen en kan hij, juist omdat hij ze niet meer herhaalt, de mensen een gevoel van veiligheid geven en hen door weldaden voor zich winnen.
  • Onrechtvaardigheden moet men allemaal tegelijk begaan om te bereiken dat ze minder gevoeld worden en dus minder krenkend zijn.
  • Maar weldaden moet men, om te maken dat ze beter gevoeld worden, een voor een bewijzen.
  • Wanneer je in tijden van tegenspoed in moeilijkheden raakt, ben je met harde maatregelen te laat. En de weldaden die je dan bewijst, brengen je geen enkel voordeel omdat men ze beschouwt als afgedwongen door de omstandigheden.
  • Het ergste wat iemand die met de hoogste macht bekleed is van het hem vijandige volk kan verwachten, is dat het hem in de steek laat.
  • Huurtroepen en hulptroepen zijn nutteloos en gevaarlijk. Als iemand zijn macht op huurtroepen baseert, zal hij zich nooit sterk en veilig kunnen voelen.
  • Als de bevelhebber bekwaam is, moet hij door wetten zodanig aan banden worden gelegd dat hij de grenzen van de macht niet kan overschrijden.
  • Hulptroepen kunnen op zichzelf nuttig en goed zijn, maar voor hem die ze te hulp roept zijn ze bijna altijd schadelijk. Want als ze verliezen is het met je gedaan. En als ze overwinnen, ben je aan hen overgeleverd.
  • Bij huurtroepen is lafheid het grootste gevaar, bij hulptroepen dapperheid.
  • Een verstandig heerser wil liever met zijn eigen soldaten verliezen, dan met die van anderen winnen.
  • De heerser moet nooit zijn gedachten van de oorlogsvoering afwenden. En in vredestijd moet hij er zich nog meer in bekwamen dan in de oorlog zelf.
  • Een man die zich altijd en overal goed betoont, gaat noodzakelijk ten gronden te midden van zovelen die niet goed zijn. Daarom moet een heerser wanneer hij zich wil handhaven, leren om niet goed te zijn.
  • Als je alles goed overweegt dan zul je bemerken dat er bepaalde dingen bestaan die op deugden lijken maar die je, wanneer je je er naar richt, de ondergang brengen; terwijl er andere dingen bestaan die op ondeugden lijken maar die je, wanneer je je er naar richt, veiligheid en welzijn blijken te verschaffen.
  • Een heerser kan de deugd van vrijgevigheid niet zonder schade voor zichzelf beoefenen als hij er tegelijkertijd ook bekendheid aan wil geven.
  • En daarom moet hij er zich niets van aantrekken wanneer men hem gierig noemt.
  • Het weggeven van andermans geld en goed schaadt je aanzien niet, maar versterkt het. Alleen het weggeven van je eigen bezit berokkent je schade.
  • Er is niets wat zichzelf zo ondermijnt als vrijgevigheid.
  • Ik stel vast dat iedereen die macht uitoefent, ernaar moet streven dat hij voor barmhartig en niet voor wreed gehouden wordt.
  • Een nieuwe heerser dient rustig, bedachtzaam en menselijk te werk te gaan er ervoor op te passen dat teveel vertrouwen hem niet onvoorzichtig en te veel wantrouwen hem niet onverdraaglijk maakt.
  • Is het beter bemind dan bevreesd te worden of omgekeerd? Het antwoord luidt dat zowel het een als het ander aanbevelenswaard zou zijn. Maar aangezien het moeilijk is beide dingen met elkaar te verenigen is het zonder meer veiliger om gevreesd dan om bemind te worden.
  • Vriendschap die men door geld verkrijgt en niet door grootsheid van geest en nobelheid van karakter, die koopt men, maar bezit men in feite niet.
  • De mensen schrikken er minder voor terug iemand die zich geliefd maakt de voet dwars te zetten, dan iemand die zich gevreesd maakt.
  • Liefde wordt in stand gehouden door bepaalde zedelijke verplichtingen die - omdat de mensen nu eenmaal slecht zijn - telkens wanneer er eigenbelang in het spel is, verbroken worden.
  • Vrees berust op zekere angst voor straf, en die verdwijnt nooit.
  • Een heerser moet ervoor zorgen dat hij op zodanige wijze gevreesd wordt dat hij, ook al slaagt hij er niet in de liefde van zijn onderdanen te winnen, toch in elk geval hun haat weet te ontlopen.
  • Gevreesd en niet gehaat, kan heel goed samengaan: de heerser zal hierin altijd slagen wanneer hij zijn handen weet af te houden van het bezit - en de vrouwen! - van zijn burgers en onderdanen.
  • Er bestaan twee manieren van strijden: door middel van wetten en door middel van geweld. De eerste is eigen aan de mens, de tweede aan de dieren.
  • Omdat de eerste (wetten) vaak niet toereikend zijn, moet men soms de tot de tweede (geweld) zijn toevlucht nemen. De heerser moet dan ook de kunst verstaan om zowel in de huid van het dier als in die van de mens te kruipen.
  • De leeuw kan zich niet verdedigen tegen valstrikken, en de vos niet tegen wolven. De heerser moet dan ook een vos zijn om de valstrikken in de gaten te hebben, en een leeuw om de wolven af te schrikken.
  • Een heerser kan noch mag zijn woord houden wanneer dit hem schade berokkent en wanneer de redenen, die hem tot zijn belofte hebben gebracht, zijn weggevallen.
  • De mensen zijn zó onnozel en ze richten zich zó op hun directe behoefte dat iemand die bedriegt, altijd wel iemand vindt die zich wil laten bedriegen.
  • Je dient, wat instelling betreft, in staat te zijn om zo nodig op de tegenoverliggende eigenschap over te schakelen.
  • Hij moet het goede niet achterwege laten wanneer dat mogelijk is, maar van de andere kant moet hij in staat zijn over te stappen op het kwade wanneer de noodzaak hem daartoe dwingt.
  • Het algemene principe is dat een heerser ervoor moet zorgen dat hij alles wat hem gehaat of verachtelijk maakt, probeert te vermijden.
  • Zolang hij de mensen in het algemeen maar niet in hun bezit of hun eer aantast, leven ze tevreden.
  • Verachtelijk wordt hij wanneer men hem voor wispelturig, lichtzinnig, verwijfd, lafhartig, en besluiteloos houdt. Hiervoor moet een heerser op zijn hoede zijn als voor een gevaarlijke klip en hij moet alle mogelijk moeite doen om te bereiken dat zijn daden gekenmerkt worden door grootheid, moed, ernst en kracht. Ten slotte moet hij een dusdanige reputatie opbouwen dat niemand het in zijn hoofd haalt om hem te bedriegen of te misleiden.
  • Iemand die macht uitoefent moet voor twee dingen bang zijn: voor binnenlands gevaar van de kant van zijn onderdanen, en voor buitenlands gevaar van de kant van vreemde mogendheden.
  • Zolang de toestand in het buitenland stabiel is, zal ook de toestand in het binnenland stabiel zijn, tenzij deze door een samenzwering verstoord wordt.
  • Een van de krachtigste middelen die een heerser tegen samenzwering heeft, is dat hij door de grote meerderheid van het volk niet gehaat wordt.
  • Aan de kant van de samenzweerders is niet anders dan vrees, spanning en angst voor straf - dingen waardoor zij van hun stuk raken -terwijl de heerser de schittering van de heerschappij, de wetten en de steun van zijn vrienden en van het regeringsapparaat aan zijn kant heeft -dingen waardoor hij beschermd wordt.
  • Mijn conclusie is dan ook deze, dat iemand die de macht in handen heeft, zich weinig van samenzweringen moet aantrekken wanneer het volk hem goedgezind is. Maar wanneer het hem vijandig gezind is en hem haat, moet hij voor alles en iedereen bang zijn.
  • Goed georganiseerde machtsposities en wijze heersers hebben er daarom steeds op alle mogelijke manieren voor gezorgd dat ze de aanzienlijken niet tot wanhoop brachten en de grote massa behaagden en tevreden stelden.
  • Men kan nog een ander opmerkelijk feit afleiden, namelijk dat zij die de hoogste macht uitoefenen, de onplezierige dingen moeten laten opknappen door anderen, terwijl zij zelf de plezierige voor hun rekening moeten nemen.
  • Gezien het feit dat de machtshebber er niet aan kan ontkomen dat hij door een of ander gehaat wordt, moet hij er vóór alles krachtig naar streven dat hij niet door iedereen gehaat wordt.
  • En als hij daar niet in slaagt, moet hij alle mogelijke moeite doen om de haat van die groeperingen die het machtigst zijn, te ontlopen.
  • Een dood die voortkomt uit een weloverwogen beslissing van een vastberaden iemand, kan door een heerser niet vermeden worden, omdat iedereen die zich niets aan zijn leven gelegen laat liggen, hem kwaad kan doen.
  • Geen enkele nieuwe heerser heeft ooit zijn onderdanen ontwapend. Integendeel, wanneer hij hen zonder wapenen aantrof, heeft hij hen steeds juist bewápend.
  • Het feit dat de bevoordeelde groep constateert dat zij anders worden behandeld dan de rest, maakt dat zij zich aan je verplicht voelt.
  • De anderen (de onbevooroordeelden) verontschuldigen je, omdat ze van mening zijn dat zij die meer gevaar lopen en verplichtingen hebben, ook meer beloningen moeten ontvangen.

Discorsi

  • Een staat kan op om twee redenen worden aangevallen: ten eerste omdat men hem wil onderwerpen, en ten tweede omdat men bang is door hem onderworpen te worden.
  • Aangezien alles op aarde in beweging is en stilstand niet bestaat, zal er altijd vooruitgang of verval zijn, en zullen keuzes die je verstandelijk afwijst je vaak worden opgedrongen.
  • Omdat het dus mijns inziens niet mogelijk is dat evenwicht te bewaren of de exacte middenweg te bewandelen, moet men bij de inrichting van een staat ook diens eer voor ogen houden, en een staatsvorm kiezen die, wanneer expansie geboden mocht zijn, ook consolidatie van het veroverde mogelijk maakt.
  • Voor degenen die tot taak hebben de vrijheid in een staat te beschermen is geen enkele bevoegdheid effectiever en onontbeerlijker dan die om burgers die in enig opzicht die vrijheid ondermijnen aan te klagen bij het volk of welke magistratuur of instantie dan ook.
  • Niets is er dat een staat zo stabiel en evenwichtig maakt als het kiezen van een structuur waarin het mogelijk is dat een omslag van de publiek opinie zich binnen een wettelijk kader kan manifesteren.
  • Want bij ontstentenis van zulke wettige middelen neemt men zijn toevlucht tot onwettige middelen die ongetwijfeld veel funestere gevolgen hebben. Want als een burger in een staat met wettelijke middelen wordt aangepakt, ook al gebeurt dit ten onrechte, dan ondervindt die staat daar niet of nauwelijks de gevolgen van.
  • Men kan dus de volgende conclusie trekken: zodra men een deel van de bevolking van een stad een beroep ziet doen op een vreemde mogendheid, kan men ervan uitgaan dat het systeem daar te wensen overlaat, omdat binnen die muren kennelijk geen gelegenheid bestaat om op legale wijze uiting te geven aan protestgevoelens die bij mensen opkomen.
  • Wie de geschiedenis van de stad bestudeert, ziet dat in elk tijdsgewricht talloze personen in verantwoordelijke functies het slachtoffer zijn geworden van laster. Daardoor ontstond overal rancune, die weer tot conflicten leidde, en de conflicten weer tot factievorming, en die factievorming tot een catastrofe.
  • Lasteraars dient men te maken tot aanklagers; blijkt de aanklacht gefundeerd te zijn, dan dient de bewuste persoon beloond, of althans niet bestraft te worden; blijkt ze daarentegen ongefundeerd, dan dient hij bestraft te worden.
  • De volgende regel kan men beschouwen als algemeen geldig: Zelden of nooit lukt het om een nieuwe republiek of rijk een goed bestel te geven, of in een reeds bestaande staat het bestel radicaal te hervormen, als dat niet door één persoon gebeurt. Sterker nog: het is beslist noodzakelijk dat zo'n bestel, van welk type ook, door één persoon wordt opgezet en uitgewerkt.
  • Als de stichter van een staat wijs genoeg is om niet aan zijn eigen belang maar aan dat van de gemeenschap te denken, en niet aan zijn eigen opvolging maar aan het gemeenschappelijke vaderland, dan moet hij streven naar absolute macht; en geen zinnig mens zal zo iemand onrechtmatig handelen verwijten als hij daarmee een rijk beoogt te stichten, of een republiek te grondvesten.
  • Een belastende daad dient haar excuus te vinden in haar resultaat; als dat resultaat goed is, dan zal ook het excuus altijd goed zijn.
  • Geweld dient veroordeeld te worden als het af wil breken, niet als het beoogt op te bouwen.

Discorsi (2)

  • Eén enkele persoon is wel geschikt om iets op te bouwen, maar als de verantwoordelijkheid voor wat hij heeft opgebouwd bij de eenling blijft berusten, dan zal het geen lang leven beschoren zijn.
  • Dat zal pas het geval zijn als de zorg voor de instandhouding ervan aan een grote groep mensen wordt toevertrouwd. Want zoals mensen als groep ongeschikt zijn om iets dergelijks op te bouwen, omdat de onderlinge verschillen van opvatting hun belette de voordelen ervan in te zien, zo zullen ze als ze ergens eenmaal aan gewend zijn nooit overeenstemming kunnen bereiken over de afschaffing ervan.
  • De hoogste lof die een mens ten deel kan vallen is weggelegd voor stichters en vormgevers van godsdiensten. Na hen komen de stichters van republieken en rijken. Daarna komen degenen die als commandant van hun leger hun eigen rijk of het grondgebied van hun vaderland hebben vergroot. Verder zijn er de schrijvers en de geleerden. En ook de onafzienbare menigte andere mensen oogst enige waardering dankzij hun vak of bezigheid.
  • Wie de Romeinse geschiedenis aandachtig bestudeert, ziet hoe nuttig de godsdienst was om een leger te leiden, om het moreel van het volk te sterken, om goede mensen in hun gedrag te bevestigen, en slechte tot inkeer te brengen.
  • Geen enkel volk heeft ooit een belangrijke nieuwe wetgever gehad die zich niet op God beriep, want anders zou hij zijn wetten niet aanvaard hebben gekregen.
  • Wie een kleine elite als vijand heeft, kan gemakkelijk en vrij geruisloos voor zijn eigen veiligheid zorg dragen; maar wie het hele volk tot vijand heeft, is nooit veilig en hoe wreder zijn optreden, des te zwakker wordt zijn positie.
  • Als een vorst de sympathie van een volk dat hem vijandig gezind is geraakt wil terugwinnen, moet hij eerst nagaan wat diens verlangens zijn. En dan blijkt steeds dat het volk twee dingen wil: ten eerste wraak nemen op degenen die het geketend hebben, en ten tweede zijn vrijheid terugkrijgen.
  • In iedere staat, hoe ingericht ook, bedraagt het aantal werkelijk machtige mensen hoogstens veertig á vijftig en omdat het er maar zo weinig zijn is het heel eenvoudig hun dreiging te bezweren, hetzij door ze uit de weg te ruimen, hetzij door ze met zoveel eerbetoon te overladen dat ze over hun positie wel min of meer tevreden moeten zijn.
  • Een mens leeft niet lang genoeg om een stad waarin het systeem lange tijd verziekt is geweest, te wennen aan een gezond systeem. Tenzij iemand die heel lang leeft of twee bekwame leiders achter elkaar haar weer in het gareel drukken, raakt ze zoals gezegd weer in verval zodra dezen wegvallen; tenzij een leider veel risico's en bloedvergieten voor lief neemt om haar een nieuw begin te schenken.
  • Zoals een goede mentaliteit voor haar voortbestaan wetten nodig heeft, zo is voor de naleving van wetten een goede mentaliteit onontbeerlijk.
  • Wetten en structuren die ontworpen zijn bij het ontstaan van een staat toen de mentaliteit van de mensen nog goed was, zijn niet meer geschikt als die slecht geworden is.
  • De wetten van de staat veranderen met de loop der dingen, maar structureren veranderen zelden of nooit. En dus zijn nieuwe wetten ontoereikend omdat immobiele structuren ze ontkrachten.
  • Als men de structuren in één keer wil veranderen omdat iedereen ziet dat ze niet functioneren, dan zijn de gebreken gemakkelijk te herkennen maar moeilijk te corrigeren, want normale wettelijke maatregelen zijn daarvoor ongeschikt omdat die niet het gewenste resultaat opleveren. In zo'n geval is het nodig buiten de wet te treden en wapengeweld te gebruiken. Om te beginnen dient men dan de macht in zo'n staat te grijpen om vrijheid van handelen te hebben.

Discorsi (3)

  • Sommige schrijvers over staatkundige zaken beweren dat in een staat drie bestuursvormen mogelijk zijn die ze monarchie, aristocratie en democratie noemen.een monarchie vervalt gauw tot tirannie, een aristocratie gauw tot oligarchie en een democratie glijdt gauw af naar anarchie.
  • Ik vind alle genoemde bestuursvormen verderfelijk, vanwege het kortstondige leven dat de drie goede beschoren is en vanwege de kwaadaardige natuur van de drie slechte.
  • Verstandige wetgevers hebben deze gebreken onderkend en daarom elke van deze typen in hun zuivere vorm vermeden en gekozen voor een bestuursvorm die elementen van alle drie bevat: een bestuursvorm die zij als duurzamer en stabieler beschouwen omdat zo in één en dezelfde stad monarchie, aristocratie en democratie naast elkaar bestaan en elkaar controleren.
  • Mensen laten zich alleen van hun goede kant zien als de omstandigheden daartoe dwingen. Maar zodra iedereen vrij spel heeft en kan doen en laten wat hij wil, zijn verwarring en chaos direct overal troef.
  • Daarom zegt men dat honger en armoede de mensen leren werken, en dat wetten ze leren zich te gedragen.
  • Waar een goede krijgsmacht bestaat, bestaat een goede organisatie.
  • Het volk is, zoals Cicero zegt, weliswaar onwetend maar heel goed in staat om de waarheid te onderkennen.
  • Elke stad moet het volk de kans geven om op de een of andere manier zijn eisen kenbaar te maken, en vooral steden die als het er op aankomt van de diensten van het volk gebruik willen maken.
  • Een van de eerste dingen die wijze grondleggers van staten hebben gedaan, is het inbouwen van garanties ter bescherming van de vrijheid; afhankelijk van de manier waarop dat is gebeurt duurt de vrijheid korter of langer.
  • De bescherming van iets moet worden toevertrouwd aan degene die de minste behoefte heeft om dat ten eigen nutte aan te wenden.
  • Bij de adel leeft een sterke behoefte om te overheersen en bij het volk uitsluitend de behoefte om niet overheerst te worden. Als de bescherming van de vrijheid in handen van mensen uit het volk gelegd wordt, mag men daarvan redelijkerwijs verwachten dat zij meer zullen doen om haar in stand te houden en, omdat zij zelf de macht niet kunnen grijpen, ook niet zullen toestaan dat anderen dat doen.
  • De vraag is wie grotere schade aanrichten in een stad: mensen die streven naar méér, of mensen die bang zijn te verliezen wat ze hebben?
  • De spanningen worden in de meeste gevallen opgeroepen door wie bezit, want de angst iets kwijt te raken maakt dat hij dezelfde gaat nastreven als iemand die zijn bezit nog verwerven moet.
  • De mensen denken dat hun bezit niet veilig is als het niet regelmatig wordt vergroot.
  • Als je een talrijk en strijdbaar volk wilt om een groot rijk te stichten, dan zul je nooit kunnen reageren zoals het jou belieft; als je daarentegen een volk klein en kwetsbaar houdt om het je wil op te leggen, en dan de macht in een nieuw gebied verwerft, dan kun je je daar niet handhaven of je bewind wordt dermate kwetsbaar dat je een prooi wordt van de eerste de beste agressor.

Discorsi (4)

  • Zwak is een vorst die niet onmiddellijk tot oorlogvoeren in staat is.
  • Het blijkt dat twee bekwame vorsten achter elkaar voldoende is om de wereld te veroveren.
  • Het lijdt geen enkele twijfel dat als ergens mannen zijn maar geen soldaten, dat te wijten is aan de vorst, en niet aan een gebrek van bodem of natuur.
  • De geschiedenis geeft aanleiding tot drie opmerkingen.
    • Ten eerste: men mag nooit met een gedeelte van de beschikbare middelen zijn hele fortuin op het spel zetten.
    • Ten tweede: in een goed georganiseerde staat worden misdaden nooit gecompenseerd door verdiensten.
    • Ten derde: het is nooit verstandig akkoorden te sluiten waarvan de naleving in twijfel moet of kan getrokken worden.
  • Het is altijd onverstandig bevonden om alle fortuin op het spel te zetten zonder daarbij alle middelen aan te spreken.
  • Een goed georganiseerde staat vergeeft zijn burgers nooit vergrijpen vanwege verdiensten, maar kent beloningen voor goede daden en straffen voor slechte.
  • Want als een burger die belangrijks voor zijn land gedaan heeft daardoor niet alleen aanzien verwerft maar ook het vermetele vertrouwen dat hij straffeloos een vergrijp kan plegen, dan zal zijn optreden binnen de kortste keren zo brutaal worden dat van een goed georganiseerde samenleving geen sprake meer zal zijn.
  • Als men wil dat op vergrijpen straffen blijven staan, dan is het beslist noodzakelijk om beloningen uit te loven voor verdiensten.
  • Wie de politieke orde in een vrije staat wil veranderen en wil dat de nieuwe orde geaccepteerd wordt en zich tot ieders tevredenheid consolideert, dient de oude structuren voor het oog althans voor het oog te laten voortbestaan; dit om te voorkomen dat het volk denkt dat er een nieuwe orde is ingevoerd.. dit is de regel waaraan iemand zich dient te houden die een nieuwe politieke orde wil vestigen hetzij in de vorm van een republiek hetzij in de vorm van een monarchie.
  • Maar wil men een absoluut bewind vestigen, dat in de literatuur wordt aangeduid met de term tirannie, dan dient men alles radicaal te veranderen.
  • De ondeugd die ondankbaarheid heet, vindt haar oorzaak in gierigheid of achterdocht.
  • Een vorst die wil vermijden dat hij zijn leven lang achterdochtig of ondankbaar moet zijn, moet persoonlijk de leiding van de militaire operaties op zich nemen.
  • Als een staat intern of extern in een gevaarlijke situatie is beland en die situatie escaleert zóver dat iedereen de schrik om het hart slaat, dan is het veel veiliger om tijd te winnen, dan om te proberen die ontwikkeling de kop in te drukken.
  • Want pogingen om zo'n ontwikkeling te smoren wakkeren haar bijna altijd aan, en brengen de kwalijke gevolgen die gevreesd worden dichterbij.
  • Het is extra moeilijk om zo'n gevaar in een beginstadium te onderkennen, omdat de mensen het idee hebben dat nieuwe dingen altijd gesteund moeten worden; en bij die steun gedijen met name dingen die enige belofte lijken in te houden en ondernomen worden door jonge mensen.
  • Gegeven het feit dat het nu eenmaal moeilijk is zo'n kwaad te onderkennen als het de kop opsteekt, wat te wijten is aan de bedrieglijke omstandigheden van al wat nieuw is, vind ik het verstandiger om als het eenmaal onderkend is, tijd te nemen dan om er dwars tegen in te gaan. Want als men de tijd neemt bereikt men dat het kwaad óf vanzelf verdwijnt, óf althans wordt uitgesteld.
  • Als een vorst iets wil vernietigen of van zijn onstuimigheid beroven, laat hij dan altijd goed oppassen dat hij niet aanwakkert wat hij wil uitdoven, dat hij niet vast blijft zitten aan wat hij weg wil duwen, dat hij niet onder water zet wat hij alleen maar wil besproeien.
  • Men dient zorgvuldig de hardnekkigheid van de kwaal in te schatten en als men in staat blijkt die te genezen, rigoureus het mes er in te zetten. Zo niet, dan dient men de zaak te laten rusten is en is elke poging in die richting uit den boze.
  • De macht vindt gemakkelijk de titels, niet de titels de macht.
  • Een dictator wordt [in Rome] niet voor onbepaalde tijd, maar voor slechts korte periode benoemd, en alleen om het probleem aan te pakken waarvoor hij was aangesteld.
  • Zonder een dergelijke institutie [dictatorschap] komen staten uitzonderingssituaties moeilijk te boven. Want de normale instellingen van een republiek werken traag: geen enkel bestuurslichaam en geen enkele functionaris kan iets alleen afhandelen en men is voortdurend op elkaar aangewezen; en omdat het tijd kost om de meningen tot elkaar te brengen, is zo'n behandelwijze levensgevaarlijk als een acute kwaal moet worden bestreden.
  • Mijn conclusie is dat een republiek die bij acuut gevaar geen beroep kan doen op een dictator of vergelijkbare gezagsdragers, in kritieke situaties altijd te gronde zal gaan.
  • De wonden en de klappen die een mens zichzelf vrijwillig toebrengt, doen veel minder pijn dan de wonden en de klappen die hem door anderen worden toegebracht.