James Ensor

Uit Wikiquote
J. Ensor, 1890: 'Ensor voor zijn schildersezel', olieverf op linnen
Informatie bij zusterprojecten:
artikel in Wikipedia
media bij Commons
Informatie in externe bronnen:
DBNL pagina in DBNL
KB pagina in KB-catalogus
RKD pagina in RKD

James Ensor (Oostende, 13 april 1860 - aldaar, 19 november 1949) was een Belgische kunstschilder en een belangrijk figuur in de moderne kunst van België..

Citaten van James Ensor - chronologisch[bewerken]

Citaten, 1880 tot 1890[bewerken]

  • „Het licht vreet de voorwerpen op.”
  • Bron: Emile Verhaeren, opmerking van Ensor, c. 1882
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 55; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Vanaf 1880 schilderde Ensor veel interieurs, in zijn ouderlijk huis aan de Vlaanderenstraat in Oostende - vaak met Mitche [= zijn zus Mariëtte, een jaar jonger dan hem] als model. In deze doeken speelde het licht vaak een hoofdrol
  • „In de ultieme vorm van waarnemen ziet de kunstenaar de subtiliteiten en het spel van het licht, zijn vlakken en omwentelingen. Dit gestage onderzoek transformeert je blik: de lijn lijdt en wordt bijzaak. Deze manier van kijken wordt zelden begrepen. Zij vereist langdurige observatie en volgehouden aandacht.De ongeschoolde blik ziet slechts wanorde, chaos en fouten.”
  • Bron: James Ensor 1882, 'Réflexions sur l’art'
  • Aanhaling(en): Erik de Smedt, 'Man aan de rand - Eric Min: James Ensor, Een biografie', 2009
  • Een opmerkelijke en ook verhelderende (vroege) notitie van Ensor, waarin hij lijkt te stellen dat de lijn van weinig belang is binnen het schilderij
  • „Wat wilt gij? Zijt gij niet tevreden? Een beetje geduld. Geen geweld. Ik zie wel iets, maar ik snap niet goed waarover het gaat. Ik kan het niet zo goed zien.”
  • Bron: James Ensor 1889, ingeschreven tekst in koperets 'België in de 19de eeuw'
  • Aanhaling(en): Vlaamse Kunstcollectie, 'James Ensor: België in de 19de eeuw'
  • Vanuit de massa probeert een opstandeling in de ets de koning met zijn vaandel te bereiken. Hierop staan de eisen van het volk te lezen. Maar de onverschilligheid van de vorst voor zijn volk is in grote bogen duidelijk leesbaar door Ensor neergeschreven

Citaten, 1890 tot 1900[bewerken]

  • „Wie zijn de genodigden [voor een tentoonstelling van 'Les XX'], en wat maken ze? [..] Ik weet van niets en wacht ongerust en onzeker, kregelig en achterdochtig zoals de draak Fessine, [..] overlopend van gal, met bokkenpoten, het verscheurde hart gevoed door het venijn van de anderen, schreeuwend, schijtend, boerend, scheten latend, veestend, pissend, een vreselijk gebrul uitzwetend [..] Ik wacht, angstig en gekweld, en vraag u snel te antwoorden. Uw toegewijd, James Ensor”
  • Bron: James Ensor, brief 28 oktober 1890, aan Octave Maus
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 131; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Ensor portretteert zichzelf hier in zijn argwaan en achterdocht t.a.v. zijn collega-kunstenaars in de kunstenaarsvereniging Les XX die regelmatig groepstentoonstelling organiseerde, vaak onder leiding van O. Maus
  • „..het grote doek met Christus en de maskers, vol beweging en karakteristieke koppen en krachtige kleuren [is nog niet klaar]. [..] Mijn expositie is onthoofd. Ik heb schokeffecten nodig om indruk te maken. En alles in dat doek ademt geweld en beweging.”
  • Bron: James Ensor, brief begin 1892, aan Emile Verhaeren
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 138; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Ensor heeft zijn grote werk De Intocht van Christus te Brussel, waar hij in 1888 aan begonnen was, niet klaar gekregen voor de a.s. expositie van 'Les XX'; zijn moeder was ernstig ziek en hijzelf had longontsteking
  • „Ik heb altijd ervaren dat een juist getekende lijn geen diepe gevoelens kan opwekken. Ze vraagt geen offers, geen inzicht [..] De lijn heeft het genie de oorlog verklaard [..] geen enkel machtig en schoon gevoelen, geen beslissnede keuze kan zij uitdrukken [..] De vorm is zelf niet meer dan zwakke imitatie, gebrek aan verbeeldingskracht. Vorm is oubollig – een trucje van de klassieken.”
  • Bron: James Ensor, brief eind 1894, aan Pol de Mont
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, pp. 156-157; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Ensor wilde het licht afbeelden, want het licht vertekent en vervormt de werkelijkheid, waardoor zowel "lijn" als "vorm" het nakijken hebben
  • „'Onder aanvoering van Krazon op een dolle kat gezeten, geleiden de duivels Dzittss en Hihahox Kristus ter helle'”
  • „Zijn [ Alfred Stevens ] schilderijen stellen niets voor, zijn coloriet is een ratjetoe. Zijn werken maken geen verheven gevoelens los en zetten je evenmin aan het denken. Ze zijn van een liederlijke middelmatigheid die tot alle toegevingen bereid is: van gebrek aan kwaliteit en valse chic tot de lage streken van een doortrapte goochemerd.”
  • Bron: James Ensor, in Le coq rouge, 1896
  • Aanhaling(en): Marc Holthof, 'Alfred Stevens in de Koninklijke Musea', in De Witte Raaf, editie 140 juli-augustus 2009
  • Vanaf 1896 publiceerde Ensor meermaals korte stukken in de Brusselse anarchistisch gezinde tijdschriften 'Le coq rouge' en 'La ligue artistique: libre tribune d'art et de littérature'
  • „Uitgeput en doodmoe [..] Het leven in Oostende is monotoon [..] Ik ken geen enkele Oostendenaar. Ik walg van hun vijandige houding en hun weerzinwekkende gedrag.”
  • Bron: James Ensor, brief 23 januari 1897, aan Constantin Ganesco
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 165; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Het jaar 1897 was een weinig creatief jaar voor Ensor. Op de weinige doeken die hij maakte verschenen veel skeletten, die met hun zeis door de lucht maaiden. Natuurlijk kende Ensor mensen in Oostende, maar hij ergerde zich van tijd tot tijd enorm aan de bekrompenheid aldaar
  • „[kritiek op de kunst-recensenten:] Enkele kunstbroeders [van de groep 'XX / Les Vingt'] worden op de index geplaatst, geweigerd, afgekraakt, beschimpt, aan de schandpaal genageld – vooral zij die als "revolutionair" bekendstonden [..] [kritiek op de leden:] ..de opportunistische kritiek van mijn artistieke vrienden, de domheid, de kwade trouw, de onkunde van critici, de vileine en laaghartige aanvallen van mijn voormalige imitatoren..”
  • Bron: James Ensor, brief oktober 1899, aan Jules Du Jardin
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 73; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Ensor keek in 1899 tamelijk rancuneus en kritisch terug op de jaren die hij doorbracht in de kunstenaarsgroep 'XX' - zowel naar de kritiek erop van buitenaf, als naar de leden van de groep zelf

Citaten, vanaf 1900[bewerken]

  • „..voorzichtige progressieven die behendige zakenlieden en brave opportunisten zijn geworden [..] Voormalige volgelingen van de Twintigers [Les XX], belust op het goede graan dat zij hebben gezaaid [..] De Vlaming is geen colorist meer. De Vlaamse kunst is morsdood, geveld, ontzield, gecrepeerd [..] het is niet meer dan een wankele pop van stro, kleurloos, nog hooguit bezield door krekels en critici.”
  • Bron: James Ensor, 'Une réaction artistique au pays de Narquoisie' (Een kunstzinnige reactie in het land van Spotternije), in La Vie Nouvelle, nr 3, mei 1900, p. 149-152
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 178; ISBN 978 90 854204 9 1 & La Ligue Artistique, c. 1900-1901
  • Een tirade, doorspekt met krachttermen tegen de eigentijdse kunst, die haar eigen wortels heeft verraden en slechts buitenlandse voorbeelden navolgt uit commercieel gewin. Hiermee nam Ensor ook definitief afstand van veel kunstenaars om hem heen
  • „Ik houd erg veel van mijn grote schilderij Le cortège des masques (= 'De Intrede van Christus in Brussel'), dat mij elke dag met vreugde vervult. Als een schetterende fanfare klinkt het op, achteraan in mijn atelier. De talloze ogen van de mensen op het doek kijken mij al zo lang mild en innemend aan. Ik verkoop het voor tweeduizend frank. Is dat te veel?”
  • Bron: James Ensor, brief 13 juli 1903, aan Edmond Picard
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, pp. 184-185; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Het is onduidelijk of Ensor op dat moment zijn grote doek van de Intocht van Christus, dat hij in 1892 afmaakte, ook werkelijk kwijt wilde, omdat hij vaak verkondigde dat hij er zo aan gehecht was. Pas in 1929 kreeg het grote publiek het doek voor het eerst te zien
  • „De experimenten van de pointillisten [als Seurat en Signac] lieten mij koud; zij trachtten slechts de trillingen van het licht weer te geven. Koud en methodisch stippelden zij [..] het resultaat is een onpersoonlijk kunstwerk. Het pointillisme [..] komt er niet toe, het [licht] vorm ter geven. Mijn eigen zoektocht, mijn visie staat er ver van af. Je crois être un peintre d’exception (Ik zie mezelf als schilder van de uitzondering).”
  • Bron: James Ensor c. 1906-08, gestuurde notities aan August Vermeylen
  • Aanhaling(en): August Vermeylen, Sur James Ensor (monografie), 1908
  • In 1887 exposeerde Ensor al, waar ook het grote doek 'La Grande Jatte' van Seurat hing; het pointillisme kwam toen België binnen en vond er waardering. Ook Vermeylen was positief, maar gaf in zijn monografie over Ensor de schilder ruimte voor zijn afkeuring
  • „Ik ben geneigd, voorop te stellen dat de kunst niets met moraal te maken heeft - zij is er ver boven verheven. [..] Als we u volgen, worden er in onze musea alleen nog werken geëxposeerd met bijschriften als 'Niet op de grond spuwen', 'Behandel de dieren met zachtheid', [..] 'Bemint elkander', 'De armen van geest zullen in de hemel komen'. [..] Rubens' triomfantelijke naakten en de smerige orgieën van Teniers [ Abraham Teniers?] zijn voortaan voer voor de open haard.”
  • Bron: James Ensor, open brief aan Lambrichts, in Luikse blad L'Express, zomer 1908
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 210; ISBN 978 90 854204 9 1
  • De Luikse gemeenteraad overwoog in 1908 de aankoop van 'De oestereetster' van Ensor. Raadslid Lambrichts had het schilderij afgewezen als een vulgair en slecht-geschilderd werk. De koop ging niet door, ondanks de steun van Octave Maus die ook in de pen klom
  • „Tussen twaalf en een 's middags waag ik mij wel eens op het strand [van Oostende]. Het is er dan erg druk. Mannen en vrouwen, ten zeerste blootsvoets, verdringen zich rond de kleedhokjes. Er zijn kuiten in alle maten, en voeten! Voeten waarvan ook een verstokte kousenmaker zich verschrikt zou afwenden. [..] Gedaan met wandelen en praten over kunst. [..] in de winkel ga ik het gevecht aan met schetsen en krabbels.”
  • Bron: James Ensor brief in zomer 1910, aan Emma Lambotte
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 212; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Het citaat geeft treffend aan met welke focus de kijker Ensor in zijn eigen bakermat Oostende langs het strand loopt en welke aspecten hem opvallen
  • „In 1881, al sinds mijn eerste Salon van Chrysalide en vol vredelievende intenties, overrompel ik alle gangbare schildersfatsoen. Ik krijg een regen van kritiek over me heen: sindsdien laat ik mijn paraplu niet meer los. Ze vervloeken en beschuldigen me, ik ben gek, slecht, boosaardig, onbekwaam, onwetend [..] een eenvoudige 'kool' [ 'Stilleven met Kool' ] wordt een verdorvenheid, mijn interieurs zijn platvloers.. Een helse strijd is losgebarsten..”
  • Bron: James Ensor, (uit zijn voordracht van 1922) 'James Ensor', op Kunstbus, 4 februari 2017
  • Aanhaling(en): Samuel Vanhoegaerden, 'TENTOONSTELLING: De Bekoringen van James Ensor - Werken van 1888 tot 1940
  • Ook op oudere leeftijd zette Ensor de berichten over zichzelf graag zwaar aan; hij zag zichzelf graag als de door iedereen vervloekte en riep dit beeld graag regelmatig zelf op door ongenadig aan te vallen
  • „Jawel, goede vrienden, van bij het gloren van mijn eerste dag kwam Venus mij tegemoet [..] Ik heb haar maar vlug geschilderd: zij zette haar tanden in mijn penselen, schrokte mijn verf op. Zij aasde op mijn geschilderde schelpjes.”
  • Bron: James Ensor, uit toespraak, 22 december 1923, Hotel Osborne in Oostende, België
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 23; ISBN 978 90 854204 9 1
  • In zijn teksten kwamen herhaaldelijk de schelpen en de zee langs als grote inspiratie; aan hen dankte hij alles. Zijn schelpen lagen ook beneden in de winkel in Oostende; ze zijn nog steeds te zien in zijn vele stillevens
  • „Mijn atelier telt vijf ramen en bevindt zich onder de zolder; het belangrijkste raam kijkt naar het zuiden [..] op borsthoogte, kun je het grootste deel van de stad [Oostende] zien; [en] enkele uitzichten op het platteland”
  • Bron: James Ensor, brief 1928 aan Andre de Ridder
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 31; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Beschrijving van zijn atelier in Oostende dat hij vanaf 1917 gebruikte. Vanuit het raam keek hij over de huizendaken en zag de torens van de stad. Het atelier stond vol met eigen werk - en met de vele maskers, potjes, schelpen en kommetjes die ook in zijn stillevens terugkwamen

Citaten over James Ensor - chronologisch[bewerken]

  • „..[een student] met rake observaties van licht- en luchteffecten, een zekere verfijning in de toonaarden en, wat opmerkelijk is voor een nieuwkomer, de afwezigheid van banaliteit. [..] [maar] geeft blijk van een uitgesproken misprijzen voor tekening, modelé en perspectief. Mijnheer Ensor moet beseffen dat geen enkel talent het kan stellen zonder vormbeheersing.”
  • Bron: Portaels, 'Salon van La Crysalide', in L’Art Moderne, 5 juni 1881
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, pp. 57-58; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Een heel vroege recensie van zijn voormalige academiedirecteur Portaels; het is een mixture van waardering en kritiek, waarin de lichtwerking en toon als positief worden uitgetild
  • „Mijnheer Ensor gelooft uitsluitend in het impressionisme. Dat is zijn religie, en elk van zijn schilderijen is er het credo van. De figuur en de voorwerpen krijgen hun natuurlijke reliëf, de bloemen worden levendig en stralend, de flessen en het kristal gaan veelkleurig schitteren en het tafellinnen krijgt een fijne, witte tint.”
  • Bron: B. Gneur, 'onze schilders die vetrekken naar de tentoonstelling in Antwerpen', in L’Echo d’Ostende, 9 juli 1882
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, pp. 59-60; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Ensor's levensgrote lichte doek van een interieur met buffet, vrouwelijk model en flessen werd uitvoerig besproken in deze recensie
  • „In de figuur van Ensor worden enkele uitgangspunten geïncarneerd en geconcentreerd die we anarchistisch kunnen noemen. Kortom: hij is een gevaarlijk heerschap. Als hij volhoudt – en als ze hem niet klein krijgen – maakt hij veel kans om een bres te slaan in de oude vestingmuur; die verdedigd wordt door de laatste oud-strijders van achttienhonderddertig.”
  • Bron: curator, van kunsttijdschrift L'Art Moderne, 12 oktober 1884
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 79; ISBN 978 90 854204 9 1
  • "anarchistisch" is hier positief bedoeld, zoals de gehele recensie trouwens
  • „Ensor is niet altijd heel, héél gedistingeerd, maar het mag een schandelijke onrechtvaardigheid heten, hem te beschouwen als een grappenmaker. [..] nu heel puur en dan [weer] heel smerig plat. [..] [zijn figuren] spreken al het raadselachtige uit. het verborgen geheimzinnige, het ongezellige en vreemd-groteske van het leven.”
  • Bron: August Vermeylen, 'De Salon van 'Les XX ', in De Vlaamsche School, c. februari 1892
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 139; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Vermeylen benadrukte allereerst in zijn recensie dat de kunstenaars van de groep 'Les XX' allemaal individuen zijn met hun eigen persoonlijke uitingen - er bestaat geen School! Wel hebben ze gemeenschappelijk dat ze bewust de traditionele conventies in de kunst negeren
  • „Zijn fysiek: een tengere Don Quichot van de kunst, [..] ,de blik scherp, zijn snor in de wind - zo kom je hem tegen op de dijk in Oostende, slenterend, met twee mopshonden, zijn blik verloren tussen de zonovergoten bootjes of ontzet snuffelend naar burgers met vakantie aan zee [..] Zijn moraal: een tot op vandaag onbegrepen mens.”
  • Bron: Eugène Demolder, James Ensor - Mort mystique d'un théologien, uitgever Lacomblez Brussel, 1892
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 142; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Eugène Demolder schreef de eerste monografie over Ensor. Ensor op zijn beurt schilderde in 1893 een 'Portret van Eugène Demolder', onder de Maagd Maria. Ensor had inderdaad een dagelijkse loopje door zijn Oostende en over het strand
  • „Met een doek van Vincent van Gogh onder de arm hebben de organisatoren van La Libre Esthétique een wandeling gemaakt door de zalen van het Museum voor Hedendaagse Kunst. [..] De savoureuse [smakelijke] en krachtige Vlaamse schilderkunst verbleekten terstond. Alleen Ensors 'Lampenist' gaf geen krimp. Het leek alsof hij tegen Van Gogh wilde zeggen: 'Kom, en hang je hier maar naast mij; ik ben in ongelofelijk slecht gezelschap'.”
  • Bron: Georges Lemmen, L'Art Moderne, c. 1901-1904
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, pp. 179-180; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Van 1901 - 1904 deed Ensor niet mee aan de tentoonstelling van La Libre Esthétique, waar vooral de Fransen en hun volgelingen de dienst uitmaken. In 1905 doet hij wel meer met enkele andere Vlaamse schilders, waarop in het blad 'L'Art Moderne' tevreden wordt gereageerd
  • „..,de ellebogen op tafel, bij Francesco Cirio [in Brussel], beginnen we te kouten [praten] over kunst! Op kunstgebied zijn ze vooruitstrevend en anarchist, noemen het Salon een 'artistiek gasthuis', en verdedigen 'de XX'”
  • Bron: Karel van de Woestijne, essay uit 1909 over de kunstschilder Maurits Niekerk
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 44; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Een impressie van Karel van de Woestijne, van de groep jonge kunstenaars 'Les XX', waarvan Ensor één van de oprichters was in 1883 (nadat een werk van hem geweigerd was door de artistieke elite). Les XX had geen program!
  • „Overal waar je kijkt: log en belegen gedoe [op de expositie]. Ensors stilleven is daarentegen zo heerlijk muzikaal. Het is echt een heldere melodie, zonder enig spoor van materialiteit. [..] Trouwens: elke kunstenaar moet zichzelf, met invloeden en al, vinden door de natuur te volgen. Doen zoals de anderen, of het toeval zijn gang laten gaan, is toch veel te gemakkelijk?”
  • Bron: Rik Wouters , brief 25 maart 1911, aan vriend Simon Levy
  • Aanhaling(en): Eric Min, in Rik Wouters, een biografie, De Bezige Bij Antwerpen, 2011, p. 172; ISBN 978 90 8542 174 0
  • Wouters bezocht de tentoonstelling 'Kunst van Heden'; hij zag Ensor en Cezanne voor hemzelf als positief voorbeeld in al zijn zoeken om tot een eigen 'stilering' te komen
  • „Onze grote vriend Ensor heeft er heerlijke dingen hangen, niet te evenaren van kleurenweelde en uitzonderlijke tonen. Hoe fris oogt die 'Liefdestuin' niet, met al die kleine bonte figuurtjes in rozig wit, roze, rood, blauw, geel en nog veel andere schakeringen, de ene al buitengewoner dan de andere. De hemel is roze! Godverdomme, wat voor een roze! Het is uniek in de geschiedenis van de schilderkunst. De [onder]grond: zuiver veronese-groen [..] Allemaal heel schoon en goddelijk van kleur..”
  • Bron: Rik Wouters, notitie inclusief schets, later omgezet in een brief aan Simon Levy, maart 1912
  • Aanhaling(en): O. Bertrand & S. Hautekeete, Rik Wouters. Kroniek van een Leven, Antwerpen 1994, p. 85
  • Wouters ontmoette op de opening van een expositie Ensor, die hem ook had toegezegd om model te komen zitten voor een buste die Wouters van hem wilde maken
  • „James Ensor is voor ons een van de raar goede decadenten van onze tijd. Is [Emile] Claus de schilder van de vlammende levenskleuren, James Ensor's werk is de weergave van een uiterst pervers zieleleven.”
  • Bron: Paul van Ostayen, 'Driejaarlijksche Tentoonstelling', in Carolus, 4 juni 1914
  • Aanhaling(en): Eric Min, in Rik Wouters, een biografie, De Bezige Bij Antwerpen, 2011, p. 229; ISBN 978 90 8542 174 0
  • Paul van Ostayen was pas achttien jaar maar ging als recensent direct flink tekeer tegen de 'goedzakkige middelmatigheid' onder de kunstenaars en de 'kleurenblinde' jury van de 'Driejaarlijksche'
  • „Tusschen het vorige en het huidige stond Ensor. [..] Wat hier bij Ensor intuïtief aanwezig is, is voor het huidige geslacht een levensnoodzakelijkheid geworden. Maar Ensor blijft m.i. steeds buiten zijn tijd. Hij behoort noch tot het voorgaande, noch tot het huidige geslacht. [..] De futuristen hebben heel juist gezien toen zij in hem een hunner voorlopers, niet hun baanbreker, aanschouwden.”
  • Bron: Paul van Ostayen, 'Over het werk van Oscar en Floris Jespers', in Vlaamsch Leven, 27 mei 1917
  • Aanhaling(en): Eric Min, in Rik Wouters, een biografie, De Bezige Bij Antwerpen, 2011, pp. 235-236; ISBN 978 90 8542 174 0
  • Van Ostayen plaatste in 1918 Ensor als een schakel in de ketting van het 'eeuwig weerkerende ekspressionisme, naast de Vlaamse, Waalse en Rijnlandse primitieven, en naast Bosch, Brueghel en Goya
  • „ik [..] een kunsttentoonstelling zag. Ik kreeg er schilderijen van Ensor te zien (c. 1905-1906); ik ben ze nooit meer vergeten. Een van de sterkste indrukken van mijn leven. Nooit werd ik zo uit het lood geslagen en betoverd [..] Ensor toverde waarlijk een nieuwe wereld voor mijn ogen. Het was de schok die mijn ziel beroerde en wellicht mijn artistieke roeping bepaalde.”
  • Bron: Léon Spilliaert, 'James Ensor', in L'Art Libre, 1 april 1919
  • Aanhaling(en): Eva Berghmans, 'Zelfportret in zwarte zee', in De Standaard, 7 mei 2016
  • De jonge Léon Spilliaert zocht Ensor in Oostende op; deze nam aanvankelijk wel een afstandelijke houding aan ten opzichte van Spilliaert
  • „Doeken die druipen van zonlicht, luchtige landschappen, spottende maskers, nauwkeurige etsen die met vuur en gevoel de natuur en de mens weergeven [..] Het atelier [van Ensor] was een grot van Ali Baba, een schatkamer vol edelstenen, een feest van kleur en licht [..] Ik bedacht dat François Franck dit paradijs moest zien..”
  • Bron: Emma Lambotte, 'Hommage aan Franck', maart 1932
  • Aanhaling(en): Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008, p. 188; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Emma Lambotte bezocht Ensor in zijn atelier voor het eerst in 1904. Een drukke correspondentie volgde daarna. Ensor noemde haar al gauw 'mijn goede fee'. Zij bracht kort daarop de verzamelaar François Frank in contact met Ensor en zijn werk
  • „'Wat bedoelde James Ensor met 'vive la sociale'?”
  • „Christus is niet langer de vergevingsgezinde, onthechte zoon van God maar een freak uit een lowbudgethorrorfilm, buiten zinnen en tuk op wraak. De kop van Ensor/Christus herinnert aan Metsys' paneel waarvan de schilder in Antwerpen een reproductie heeft gekocht. Door de figuur in zijn oeuvre naar binnen te slepen, kan Ensor naar hartenlust provoceren. Zowel de weldenkende goegemeente als de vrijzinnige broeders kregen een trap in de onderbuik.”
  • Bron: Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008; ISBN 978 90 854204 9 1
  • Aanhaling(en): Erik de Smedt, 'Man aan de rand - Eric Min: James Ensor, Een biografie', 2009
  • Maar ook: P.J. Hodin vroeg Ensor c. 1948 hoe hij zich God voorstelde. Hij antwoordde: 'Als een kracht, iets dat sterk is. [..] Het is een gewaad waarin wij onze naaktheid hullen. Wij weten niets van God, maar Christus heeft een betekenis die niet kan ontkend worden.
  • „Voortaan [vanaf 1893] zou hij alleen nog de conservator van zijn eigen museum zijn.”
  • Bron: Eric Min, James Ensor – een biografie, Meulenhoff Amsterdam / Manteau Antwerpen, 2008; ISBN 978 90 854204 9 1, p. 150
  • Aanhaling(en): Erik de Smedt, 'Man aan de rand - Eric Min: James Ensor, Een biografie', 2009
  • Het 'musueum' was zijn eigen huis in Oostende waar hij de vele bezoekers zijn werken liet zien. Vanaf circa 1900 hield Ensor zich ook veel bezig met het naschilderen van zijn eigen vroegere werk - dat hij vervolgens een oudere datering meegaf

Externe links[bewerken]

Galerij van werken[bewerken]